De website van Arie Tromp

Richteren 14 : 5 - 9


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   


Voor 't laatst gehouden op 16 augustus 1998 te Rijnsburg

Simson doodt een leeuw

Gemeente des Heren,

Wat is dat een spannend en vreemd verhaal! Heerlijk om als kind naar te luisteren als je moeder het vertelt zo vlak voor je gaat slapen. Omdat het ook wel een beetje griezelig is. Je ziet het zó voor je. Simson loopt door de velden. Ver voor zijn vader en moeder uit. Of langs een andere weg. Want als je zo oud bent, dat je trouwplannen hebt, loop je niet meer aan het handje van je ouders. Misschien loopt hij wel te fluiten. Of is het meer huppelen dan lopen wat hij doet. Hij gaat immers naar zijn meisje en wie is dan niet blij?

O ja, hij weet het, zijn ouders zijn er niet zo blij mee. Ze hebben de verkering altijd tegengehouden. Het was immers een filistijnse uit Timna, op wie Simson verliefd was geworden. En als jood ga je niet graag met heidenen om. Bovendien maken de filistijnen de joden het leven nogal zuur de laatste tijd. Zij zijn de baas en dat laten ze duidelijk merken. Maar goed, het komt er nu toch van, dat de ouders van Simson met het meisje en de aanstaande schoonfamilie kennis gaan maken.

Simson is inmiddels over een vrij woeste en eenzame heuvelrug heen en komt al dicht bij de zuidelijke hellingen, waar de mensen van Timna hun wijngaarden tegenaan hebben liggen. Maar wat een schrik! Plotseling stuift een jonge leeuw brullend op hem af.

En Simson heeft helemaal niks in zijn handen. Geen knots, geen lang mes, en helemaal geen geweer, want die bestonden toen nog niet. Stel je voor, zo'n oersterke vechtersbaas, de koning der dieren, die pijlsnel kan rennen, die met een enorme sprong op zijn prooi kan neerkomen, die kaken en tanden heeft die je met één beet kunnen doden, komt op jou af en jij hebt niks anders als je blote handen. Zeg dan maar dag tegen je bruiloft, tegen je leven.

Maar juist op dàt moment gaat er iets binnen in Simson gebeuren. Hem overkomt iets vreemds. De Geest van de Here grijpt hem aan. Er komt een ongewone, goddelijke kracht in zijn lichaam. Hij grijpt de leeuw vast en scheurt die met zijn handen uit elkaar. Alsof hij een bokje uiteenscheurt. Als men in die tijd een jong geitebokje als dankoffer op het altaar roosterde - en hadden Simsons ouders dat niet gedaan, toen de engel des Heren aan hen verschenen was om de geboorte van Simson aan te kondigen? - dan scheurde men gewoonlijk het geroosterde vlees uit elkaar om het uit te delen. Dat ging bij wijze van spreken net zo makkelijk als wij een gebraden kip in stukjes kunnen trekken. Wat moet Simson een onvoorstelbare kracht hebben gehad. Ongelofelijk, bovenmenselijk.

Nu is het wel een heel mooie geschiedenis, haast nog mooier dan het mooiste sprookje. Maar het is ook een verhaal uit de bijbel, uit Gods Woord. En dat is een woord voor alle tijden en alle mensen, ook voor ons. Zo geloven wij. Er moet dus een goddelijke boodschap voor ons in zitten. Maar het is verre van eenvoudig om in zulke oude, wonderlijke, soms zelfs ruige en lugubere verhalen Gods boodschap te vinden. Niet voor niets heeft een ouderling me jaren geleden uitgedaagd: dominee, houd eens een prekenserie over Simson en niet voor niets heb ik het bijna even veel jaren uitgesteld. Niet voor niets vond ik ook in mijn boeken òf helemaal niets, òf de wildste fantasieën over de Simsonverhalen.

Toch gaan we maar een poging wagen en gaan we op zoek naar de boodschap in dit verhaal. We weten, dat Simson door God tot nazireeër was uitverkoren en was bestemd om als richter zijn volk van de heidense filistijnen te bevrijden. En als dan bij de nadering van het filistijnse land hem een brullende leeuw overvalt, is volgens mij die leeuw het symbool van de heidense wereld, van de boze wereld, van de wereld die van God niets weten wil, van de wereld die tegen Gods volk kwade bedoelingen heeft. Het doet zelfs denken aan de woorden van Petrus: de duivel gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. En als sommige uitleggers vermoeden, dat in deze leeuw de plaatselijke afgod huist, die zijn gebied bewaakt, wijst dat in dezelfde richting.

Deze leeuw is het kwaad. Het kwaad, dat er nog is. En dan valt ons ten eerste op hoe onverwachts en onverhoeds hij Simson aanvalt. Zoals een leeuw eigen is. Hij sluipt heel stil en onzichtbaar zo dicht mogelijk naar zijn prooi toe om plotseling toe te springen. Je hoort het in de tekst, vooral in het hebreeuws: toen zij daar nu kwamen, zie daar, een jonge leeuw, brullende hem tegemoet. Wees dus waakzaam. Op je quivive. Houd je ogen goed open. Vraag vooral aan Gods Geest opmerkzaamheid. Want je kunt onverwachts overvallen worden.

Een paar wat concrete voorbeelden:

Heimelijk word je op je bromfiets of in je auto steeds roekelozer in het verkeer. Je rijstijl wordt ruiger. Je neemt meer risico's. Een sluipend proces. Tot je plotseling de veroorzaker bent van een naar verkeersongeluk met alle lichamelijke en psychische gevolgen van dien.

Heimelijk ga je meer en meer drinken. Een sluipend proces waar je maar al te graag de ogen voor sluit. Eerst drink je alleen op recepties en verjaardagen. Dan ook als je moe van je werk thuis komt of als slaapmiddel bij spanningen. Tot je plotseling merkt dat je niet meer zonder alcohol kunt.

Heimelijk laat je je door je werk meeslepen. Geleidelijk aan wordt de stress steeds groter. Je wilt het niet weten. Je moet toch carrière maken. Tot je plotseling in elkaar stort, compleet overspannen.

Heimelijk sluipt er verwijdering je huwelijk binnen. Je let er eigenlijk niet zo op. Je bent beide druk met je eigen bezigheden en interesses. Je hebt wat minder tijd voor elkaar. Praat met elkaar niet meer over wezenlijke dingen. Je leeft met elkaar in hetzelfde huis, maar zo verschrikkelijk veel meer houdt het samenleven haast niet meer in. Tot plotseling één van beiden verliefd wordt op een ander, in wiens armen men wordt geworpen.

Het kwaad sluipt stil naderbij en slaat dan plotseling toe. Opgepast! Laat je door de boze niet beet nemen. Laat hem niet zó dicht bij sluipen, dat je gemakkelijk door hem bij verrassing overvallen kunt worden.

En dan denk ik er ten tweede aan, dat het om een jonge leeuw gaat. In de volle kracht van het leven. Soepel. Jachtlustig. Uiterst gevaarlijk. Onderschat het zondige kwaad niet. Het is niet oud en daarom lui en aftands. Het blijft jong en krachtig. Het kwaad van het zingenot blijft jong en sterk. Het kwaad van geldzucht en winzucht blijft jong en sterk. Het kwaad van achterdocht, van jaloezie en laster blijft jong en sterk. Soms denk je, dat een bepaalde zonde, waartegen je lang gestreden hebt, oud en tam geworden is, en dus niet meer toe kan slaan. En dan ineens heeft die je weer te pakken. Hij bleek nog jong, sterk en lenig. Als een jonge leeuw. Dus weer: opgepast!

En ten derde komt de leeuw al brullend op Simson af. En het gebrul van een leeuw is een heel doordringend en indrukwekkend geluid. Ja, angstaanjagend. Het is tot in verre omtrek te horen. Wie een beetje in de buurt van een dierentuin woont, weet dat. Het doet je als verlamd stil staan van schrik.

Het kwaad kan brullen. Ik denk aan het brallend gebrul van Hitler tijdens zijn toespraken in stadions. Aan het gebrul van Saddam Hoessein voor en tijdens de Golfoorlog voor t.v. en radio, en het heeft er soms van weg, dat hij het weer probeert. Velen werden en worden toch door zulk gebrul van hun stuk gebracht en gewonnen voor het kwaad.

En het ligt wel op een heel ander vlak maar ik denk ook aan het gebrul van jonge leeuwen, jongelui die met name in de weekends rond en ver na het middernachtelijke uur de mensen wakker en de straten onveilig maken, met veel geschreeuw en vernielingen, na discobezoek, waar ze ook zelf urenlang gebrul van harde, meeslepende en opzwepende muziek hebben gehoord.

En al ligt dat óók weer op een heel ander vlak, ik denk aan het door merg en been gaande gekerm van hongerende baby's en kinderen in Afrika, met name de Soedan. Aan het geratel van mitrailleurgeweren in Kosovo, ja, dan hier, dan daar in de wereld. Aan de sirenes van ziekenauto's, brandweerauto's, luchtafweer. Het kwaad brult uitdagend en angstaanjagend. Het kwaad van het geweld en rampen, van de zonde en het leed.

En zo kwam deze leeuw recht op Simson af. Denk niet: het kwaad gaat aan mij voorbij. Het stort zich alleen op misdadigers, op mensen van verdacht allooi, maar niet op niets vermoedende brave christelijke burgers, zoals ik er een ben. Het ontliep Simson niet. Waarom zou het u ontlopen?

Zo kunnen we plotseling overvallen worden. En wat dan? Maar de Geest des Heren greep hem aan. Precies op het moment dat Simson het nodig had, kwam die Geest hem te hulp, nam die Geest hem in bezit. Als de Here ons in zijn verkiezende genade in zijn dienst heeft willen nemen en als wij in zijn bekerende genade in de dienst van de Here willen staan, dan krijgen we de Geest - figuurlijk, maar ook heel letterlijk - als we die echt nodig hebben. Dan laat de Here ons op dat beslissend moment niet in de steek. Als het ons teveel wordt, we overrompeld worden, verlamd raken, machteloos blijken, dan neemt de Geest des Heren het van onze geest over.

Niet eerder, want Gods Geest wil niet dat er misbruik van Hem gemaakt wordt, alleen een goed gebruik, waar nodig. Hij wil ons niet de waan geven, dat wij over Hem beschikken in plaats van Hij over ons. De Geest houdt ons kort en afhankelijk. Hij geeft ons daarom niet altijd de volle lading van zijn kracht. Hij doet ons op de momenten, waarop het niet aankomt, voelen hoe zwak we van ons zelf zijn. Opdat we Gods Geest niet met onze geest verwarren en we ons zelf allerlei aanmatigen wat de Here schenkt. Maar in de echte nood, als het kwaad op ons afstormt, de klauwen van het kwaad toeslaan en de muil van het kwaad zich spert, zal die Geest er zijn.

Wanneer Jezus zijn discipelen uitzendt om te gaan preken dat zijn Koninkrijk nabij gekomen is, waarschuwt Hij hen, dat de boze hen niet met rust zal laten. Men zal u aan gerechtshoven overleveren, ze zullen u geselen in de synagogen, gij zult voor stadhouders en koningen geleid worden om mijnentwil. Maar Hij troost hen ook: maakt u dan niet bezorgd hoe en wat gij spreken zult, want het zal u in die ure gegeven worden wat gij spreken moet. Want gij zijt het niet die spreekt, maar het is de Geest van uw Vader die in u spreekt. In die ure zal de Geest hen niet in de steek laten.

Dit voorbeeld wijst er trouwens ook op, dat het niet altijd dezelfde soort kracht is, die de Geest geeft. Soms is het de kracht om vernietigend terug te slaan, zoals bij Simson. Soms is het de kracht om getuigend te spreken, zoals bij de discipelen. Soms is het de kracht om zingend de brandstapel te beklimmen. Soms is het de kracht om wonderlijk van een ongeneselijke ziekte te herstellen. En soms is het de kracht om lovend de laatste adem uit te blazen.

Soms is het de kracht om te strijden, soms de kracht om te lijden. Maar als het nodig is, is de Geest van onze God daar. Maar de Geest des Heren greep hem aan. Daardoor mogen we ons laten troosten en allerlei zorg laten wegnemen. En dan doet die Geest soms geweldige dingen. Dan spreidt Hij in ons en door ons een kracht ten toon, die het menselijke ver te boven gaat. Dan begrijpen we zelf niet wat we allemaal aankunnen. Dan zeggen en doen we wat we van ons zelf nooit gedacht hadden. Dan wordt Gods kracht in onze zwakheid volbracht.

Velen hebben dat al eens, of meer dan eens ervaren. David bijvoorbeeld. Hij vertelt ervan in Psalm 118. Alle volken omringden mij, omsingelden mij, maar in de naam des Heren heb ik ze neergehouwen. U weet er hopelijk ook iets van bij ondervinding. Toen het er op aan kwam, was de Here er met zijn Geest en kon ik door Hem alles aan.

En dat is geen wonder, want deze Geest is ook de Geest van de Here Jezus Christus. Van Hem, die niet de filistijnse leeuw is, maar de leeuw uit Juda. Van Hem, die op het Paasfeest de sterke kaken van dood en graf vaneen scheurde. Van Hem, die zo in principe over alle kwaad de overwinning behaalde. Van Hem die bij zijn hemelvaart de hemelse troon beklom en zo de macht over alles aanvaardde.

En zo scheurt Simson deze leeuw uiteen, zoals men een geitenbokje uit elkaar scheurt. Allerlei, door sommige prekers op papier gezette schone gedachtenvluchten over het bokje als offerdier, laat ik maar voor wat ze zijn, net als ik dat met die over de wijngaard gedaan heb, als symbool van het door God beloofde land en beloofde heil. Het is, vrees ik, allemaal meer inlegkunde dan uitlegkunde.

Wel wordt er extra van Simson vermeld, dat hij het allemaal deed zonder dat hij iets in zijn hand had. Hij had geen enkel wapen bij zich. Dat heeft hij nooit gehad. Hij gebruikte vossen of een ezelskaak als wapen, maar meestal had hij niets anders als zijn blote handen. Daar speelt waarschijnlijk in mee, dat volgens het eerste boek van Samuël alle smidswerk in handen van de filistijnen was. De joden mochten geen zwaarden of speren maken en om hun bijl, zeis of sikkel te laten scherpen moesten ze naar een filistijnse smid, die er een flinke prijs voor vroeg.

Dus, de wereld houdt de kerk kort en in de greep. Ze mag niet te machtig en te gevaarlijk worden. Ze mag zo aan de rand van de samenleving bestaan, maar meer ook niet. En in onze pogingen om het kwaad te bestrijden, onrecht tegen te gaan, de zonde uit te bannen, het leed te weren, liefde en barmhartigheid te tonen, voor vrede, vrijheid, geluk te zorgen, staan we voor ons gevoel met lege handen in deze harde wereld. Compleet machteloos. Met geen ander wapen dan, ja, inderdaad, de Geest des Heren.

Maar met die Geest kunnen we ontzettend veel aan. Alles. Met die Geest kunnen we het kwaad machteloos maken, doden. Zoals Simson met die leeuw deed. Al hebben we niets als onze blote handen, met die Geest gaan we de overwinning op alle boze machten tegemoet.

Het is Pinksteren geweest. Die Geest is op aarde uitgestort. Op alle vlees. Heus, Hij wordt ook vaardig over u en mij als het er op aan komt. Daar mogen we op vertrouwen.

Noch aan zijn vader, noch aan zijn moeder deelde hij echter mee, wat hij gedaan had. Simson is in de literatuur nogal eens vergeleken met Hercules of Heracles, de held uit de griekse mythologie, die ook een leeuw versloeg en daarna tot een god werd verheven. Maar die gebruikte de huid van het dier als mantel, met de kop als een soort helm. Die ging ermee pronken. Simson voelde echter aan, dat je met dit vreemde geheim niet te koop kunt lopen. Dan verraad je het, schend je het, maak je het stuk.

Als wij geweldige ervaringen met de Here en zijn Geest hebben gehad, kan het soms gebeuren dat we ons geroepen voelen om daarvan te getuigen. Maar het kan óók, dat we voelen: als ik er nu uitgebreid van ga vertellen, dan loop ik pronkerig met de leeuwenhuid van mijn eigen vroomheid en indrukwekkende geestelijke ervaringen rond.

Het verschil zit dan vaak in wie we ontmoeten. Tegenover ongelovigen zullen we ons eerder gedrongen voelen om te getuigen en tegenover gelovigen zullen we eerder bang zijn om met ons zelf te komen en zo het geheim stuk te maken.

Simsons ouders kenden het geheim van hun zoon. Dat hij een nazireeër van God was. Zijn geboorte was immers op bijzondere wijze aangekondigd. Deze wonderlijke gebeurtenis van het scheuren van een leeuw was alleen voor hem zelf een teken van God, om bij hem het besef te versterken, dat Die hem geroepen had om in zijn eentje de filistijnen te verslaan. En daar hadden zijn ouders nu geen boodschap aan. Niet alles hoef je met een ander te delen. Waarom zou je bepaalde ervaringen met de Here niet voor jezelf mogen houden? Ze kunnen zó bijzonder, en ook zó intiem en teer zijn, dat ze je eigen geheim mogen blijven.

Maar dat geheim bewaar je dan ook steeds in je hart. Je denkt er vaak aan terug. Aan de nood, ja misschien wel de doodsnood, waarin je verkeerd hebt en aan de wonderlijke hulp en uitredding van God.

Ook Simson kan het niet vergeten. De verteller springt even vooruit in de tijd. Weer gaat Simson dezelfde weg naar Timna om zijn verloofde te bezoeken. Hij denkt aan wat daar gebeurd is en kan het niet laten om de plek op te zoeken, waar het kadaver van de gedode leeuw moet liggen.

En dan is daar een tweede, wel minder gevaarlijke, maar haast even grote verrassing. En er was een bijenzwerm in het lichaam van de leeuw, en ook honing. In warme en droge streken rotten kadavers niet altijd weg, maar verdrogen ze soms en worden ze mummies. En in die mummie had een bijenzwerm zijn nest gebouwd.

Waar Simson niets anders als de dood verwacht, daar gonst het van het leven. En het is net of God met dit teken wil zeggen: denk eraan, Simson, jij bent wel een door mij gekozen werktuig om het kwaad, dat mijn volk wordt aangedaan, te vernietigen, en je zult daarom velen uit het kamp van de tegenpartij de dood injagen, maar mijn uiteindelijke doel is niet de dood en de ontbinding, maar het leven, het volle, bruisende, gonzende leven, dat op het Paasfeest overwon. En Ik ben niet alleen in staat om het leven dat zich tegen Mij gekeerd heeft, de dood in te jagen, al is het nog zo sterk. Ik ben ook in staat om, waar de dood huist, leven te schenken. Nieuw leven op te wekken. Ik breek niet alleen af. Ik bouw ook op. Ik geef niet alleen de bitterheid van de dood als een oordeel, maar ook de zoetheid van het leven als een zegen.

En Simson neemt de honingraten in zijn handen en gaat al etende verder.

We staan niet altijd met lege handen. De Here geeft ons ook wel eens volle handen. Vol van zijn zoetheid en goedheid. Vol goddelijk genot en goddelijke kracht. Naar lichaam en ziel. Want honing is niet alleen heerlijk zoet, lekker smakelijk, maar ook verkwikt het je, geeft het je nieuwe energie. De Here geeft niet alleen strijd en aanvechtingen. Hij geeft ook de wonderlijke verrassingen van zijn liefde, zijn overvloed. Heerlijke geestelijke ervaringen, waarin we smaken en proeven dat de Here goed is.

Dat kan bijvoorbeeld heel fijn aan het Avondmaal gebeuren. En dan gaan wij ook al etende verder op onze levenswegen, net als Simson. Met de versterkende middelen in de hand. Bijvoorbeeld Gods Woord, waar brood en wijn toch uiteindelijk de tekenen van zijn, symbolen van het evangelie van Jezus Christus. Is dat onze dagelijkse honingkost? Uw woord is zoeter dan honing, zingen de psalmdichters. Is dat ook onze ervaring? Of ook, dat mag ook best gezegd worden, de liefde die je dank zij God in je huwelijk ervaren mag. De zoetheid en verkwikking, die je elkaar als man en vrouw kan geven en die in het hooglied met het eten van een honingraat wordt vergeleken.

Is het verder niet een vaste uitdrukking in de bijbel, dat God een land beloofd heeft, dat overvloeit van melk en honing? En zal de Immanuël, de beloofde messiaanse koning, niet boter en honing eten? Al gaande door dit leven ontvangen we van de Here soms al geweldige voorproefjes van hoe zoet en heerlijk het in zijn Koninkrijk zal wezen. Een Koninkrijk van vrede na volbrachte strijd. Een Koninkrijk, waarin het leven voorgoed de dood achter zich gelaten heeft.

En zonder zijn geheim ook nu prijs te geven, gaat Simson naar zijn vader en moeder en geeft hij ook hen van de honing te eten. Want Gods goedheid maakt mededeelzaam. We gunnen het anderen ook. Ook zij mogen smaken en proeven dat de Here goed is.

Wat we van de Here ontvangen hebben, houden we als het goed is niet alleen maar voor ons zelf. We maken er anderen ook blij en gelukkig mee. Bijvoorbeeld met onze verkwikkende woorden van troost, gebaren van meeleven, daden van hulp. Wie door de Here gezegend wordt, is eigenlijk automatisch ook anderen tot een zegen. Wie veel van de Here ontvangt, mag ook veel doorgeven. En dan zijn we, ook zonder er veel bij te vertellen, al een getuigenis van Gods goedheid.

Een wonderlijk verhaal, waar we vanmorgen naar luisterden. Eén van wreedheid en zoetheid. Eén van het harde leven met het kwaad en het goede leven met God.

Moge de boodschap, die er in zat, toch ook ons op de soms zware levensweg enige verkwikking gegeven hebben, als honing in de mond. Amen.

Gravatar
Br. Jordy Beukeboom
Amen.
Amen! Halleujah. De Heere zij de glorie; de opgestane Heere die gehoorzame was aan Zijn en onze Vader :)
0

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4