De website van Arie Tromp

Zacharia 5 : 5 - 11


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Voor 't laatst gehouden op 8 mei 1994 te Rijnsburg

De vrouw in de efa

Gemeente des Heren,

Kunt u nogal wennen, dominee? En uw vrouw ook? Dat wordt ons na een paar maanden wonen en werken in een nieuwe gemeente steeds gevraagd. Daar proef ik hartelijke belangstelling achter, maar ook het besef, dat zo'n verhuizing toch een heel avontuur is. Het kan mee-, maar ook tegenvallen. Je hebt bepaalde verwachtingen bij een verhuizing. En het kan dan boven verwachting gaan, maar je kunt ook in die verwachtingen teleurgesteld worden. En je kunt de klok niet terugdraaien.

Sommige mensen verwachten wonderen van een verhuizing. Met veel enthousiasme stappen ze hun nieuwe woning binnen. Nu wordt het allemaal anders, beter, zo denken ze. We beginnen met een schone lei. We kijken weer eens tegen nieuwe meubeltjes aan. We ontdekken de schoonheid van een andere landstreek. We ontmoeten nieuwe mensen. We laten oude problemen, zorgen, vastgelopen verhoudingen achter ons. En we maken een nieuwe start.

Maar vaak lopen zulke hooggestemde verwachtingen op een teleurstelling uit. Ook in de nieuwe plaats is het niet allemaal even ideaal. Het is moeilijk om een eigen plaats tussen de bevolking te veroveren. Er zijn plaatselijke toestanden en gewoontes waar je maar moeilijk aan kunt wennen. Het is wel anders maar niet veel beter dan waar je vandaan kwam. En daar blijken toch meer positieve kanten geweest te zijn dan je dacht en die je nu mist.

Bovendien neem je jezelf mee bij een verhuizing. Je zorgen en spanningen. Ook je fouten en gebreken. Je zonden. Nee, het leven is niet zoveel fijner en beter dan voorheen. Soms heeft men spijt en zou men graag terug willen. Je komt het nog wel eens tegen. Je bezoekt nieuw-ingekomenen. Optimistische mensen met veel plannen en idealen. Maar als je ze na een paar maanden weer spreekt, ken je ze niet meer terug. Werkelijk alles beoordelen ze negatief. En bleef in het eerste gesprek niets van hun oude woonplaats heel, in het tweede wordt die haast als een verloren paradijs beschreven. Er is teleurstelling omdat het leven niet dat biedt, wat ze ervan hopen.

Zo ging het ook met Israël in de tijd van de profeet Zacharia. Ze zijn in kleine groepjes uit de babylonische ballingschap teruggekeerd. Het was voor hen een enorme verhuizing. Maar ze blaakten van enthousiasme en hadden hoge verwachtingen. Ze waren immers weer terug in hun eigen land, het land dat God hun gegeven had en waar rijke beloften van heil en vrede aan verbonden waren. Ja, ze zullen er nu onder Gods zegen iets moois van maken. Op de puinhopen zal een nieuwe tempel en een nieuw Jeruzalem verrijzen. Het zal uitlopen op Gods Koninkrijk, waarin ieder volstrekt gelukkig zal zijn. En zo gingen ze dapper aan de slag om een nieuwe samenleving op te bouwen. Maar na een paar maanden ken je ze niet meer terug. Wat gaat de wederopbouw van tempel en stad langzaam. Wat zijn er veel weerstanden te overwinnen. Er is te weinig mankracht en materiaal. De samaritaanse bevolking, een mengelmoes van bij de ballingschap achtergebleven joden en heidenen, saboteren de zaak.

En nu laat men de moed wat zakken. De een na de ander gaat voor zichzelf een stuk land bewerken en staakt de medewerking aan de opbouw van tempel en stad. Het hemd is nader dan de rok. Je moet toch ook voor jezelf en je gezin zorgen, geld verdienen, en een positie verwerven? De eerste oogsten vallen bar tegen. En deze economische tegenwind bevordert de saamhorigheid en opofferingsgezindheid niet. Integendeel. Schaarse voedingsmiddelen worden met woekerwinst verkocht. Het eerste idealisme verdwijnt en het aloude egoïsme en materialisme komt opzetten. Het leven en samenleven zakt terug naar het oude niveau. De dienst aan zichzelf komt op de eerste plaats en de dienst aan God en de naaste op de laatste. Het is allemaal niet zoveel beter dan in Babel, zelfs niet zoveel beter dan vóór de ballingschap. Het wordt steeds duidelijker, dat het kwaad is meeverhuisd, dat ze ook hun zonden hebben ingepakt en meegenomen. Men is er teleurgesteld over. Heeft men daarvoor Babel verlaten? De hoop op een nieuw gelukkig leven, een naar Gods wil en onder Gods zegeningen vervliegt. Men wordt er verdrietig en moedeloos onder. Velen willen diep in hun hart wel anders, hebben geen vrede met deze terugval in het oude, zondige bestaan, maar worden toch door de kwade machten meegezogen. Nee, de hooggestemde verwachtingen zijn behoorlijk de bodem ingeslagen.

En in deze omstandigheden krijgt Zacharia zijn visioenen. Tijdens een onrustige slaap flitsen hem allerlei beelden voor ogen. Wonderlijke taferelen, zoals alleen in dromen te zien zijn. Maar ze bevatten een boodschap van God. Hij moet deze visioenen aan zijn volksgenoten doorvertellen, om hun in Gods naam een gelovig en hopend hart onder de riem te steken en aan te sporen toch moedig op de ingeslagen weg verder te gaan en niet te verslappen.

Vandaag overdenken we het zevende visioen. Daarin ziet Zacharia weer eerst de engel naderkomen. De engel, staat er, waaruit blijkt dat de profeet hem al kent. Het is de tolkengel, die in bijna alle visioenen verschijnt. Hij is om zo te zeggen Gods regeringswoordvoerder. Hij behartigt de hemelse publiciteitszaken. Hij geeft Gods boodschap aan de mensen door en legt die nader uit. Het is voor Zacharia en het volk ook het bewijs, dat dit geen gewone dromen zijn, maar openbaringen van God, berichten van de hemelse telex. Zo ziet Zacharia de hem dus bekende engel naderen en deze zegt tegen hem: Sla toch uw ogen op en zie wat daar naar voren komt. En dan ziet Zacharia een efa. Een efa? Nooit van gehoord, zegt u misschien. Wat is dat nu weer? Het is een maatbak, waarmee allerlei soorten graan werden afgemeten. Het woord wordt in de bijbel zowel voor de inhoudsmaat zelf gebruikt als voor de bak van die grootte.

Het is geen wonder dat Zacharia ook vraagt: wat is dat? Want al kende hij dit gebruiksvoorwerp uit die dagen wel, het gaat in zijn droom toch om een heel wonderlijke efa. Het is er een van buitengewoon grote afmetingen. Het heeft bovendien een zwaar loden deksel, wat nooit voorkwam. En alsof dat alles al niet vreemd genoeg is, blijkt er, als dat deksel iets wordt opgelicht, een vrouw in te zitten. Het zijn wel erg vreemde zaken, die Zacharia ziet. Het beste te vergelijken met een surrealistisch schilderij, dat ook onze aandacht trekt door grillige afbeeldingen, die in werkelijkheid nooit vóórkomen en waarbij de schilder ons ook een bepaalde boodschap wil doorgeven, die met het diepst van onze ziel en zelfs het onderbewuste te maken heeft. De tolkengel laat de profeet niet langer in het onzekere en geeft kort en krachtig uitleg van dit visioen. Hij zegt: Dat is de goddeloosheid.

Kijk, gemeente, dat is dus de sleutel tot het verstaan van deze vreemde beelden. Nu is het toch eigenlijk niet zo moeilijk meer hier enkele conclusies uit te trekken. Dat vrouwe goddeloosheid in een efa, dus in een maatbak, verborgen zit, wijst erop, dat het kwaad zich toen vooral had ingenesteld in de handel, in het economische en financiële verkeer. Vooral in die sector gaat het snel weer fout in Israël. Komt er oneerlijkheid, koude zakelijkheid, eigen belang, gebrek aan liefde en barmhartigheid. Worden velen pure materialist en kapitalist. En als je dan verhuisd bent naar een dorp, waarin de handel een heel grote plaats inneemt en het komt op je weg om over zo'n visioen te preken, dan besef je dat het heel gevoelig ligt. Dat je je woorden zorgvuldig moet kiezen. Dat het niet aangaat om, zelf levend met de redelijke zekerheid van een vast salaris, profetische oorvijgen uit te delen aan mensen die in de spanning en onzekerheid van de handel het brood voor hun gezin proberen te verdienen, dat het niet aangaat om hen al bij voorbaat in een kwaad daglicht te stellen. Integendeel. Ik bewonder ze. Ik kan helemaal niet handelen. Ik zou mijn gezin te gronde richten, als ik het via de handel zou moeten onderhouden. En toch. De boodschap van ons visioen is wel, dat goddeloosheid verstopt zit in een efa, met andere woorden, in het geldverkeer. In de handel. Vrouwe goddeloosheid leeft in het handelsverkeer. Opgepast. Maar ook: opgepast voor iedereen. Want vrouwe goddeloosheid is er niet alleen in de handel. Er is veel meer geldverkeer dan de handel alleen. Vrouwe goddeloosheid leeft ook als de sociale voorzieningen worden misbruikt, de belasting wordt ontdoken, subsidies van de overheid niet terecht worden geïncasseerd, smeergeld wordt betaald en ontvangen. Noem maar op. Regelmatig verschijnen grote financiële schandalen in de pers. De Mammon, de afgod van het geld verslaat zijn duizenden. Gaan we biddend met ons geld om? Mag de Here onze boekhouder en register-accountant zijn? Leggen we onze inkomsten en uitgaven aan Hem voor. Mag Hij de kascontrole uitvoeren? Beseffen we dat we rentmeesters zijn en uiteindelijk alles aan God behoort? Maken we een grote scheiding tussen de wereld van het geloof en de wereld van het geld, of verstaan we de gelovige kunst die met elkaar te verbinden?

Verder dit: de goddeloosheid zit in de efa verborgen. Het loden deksel moest iets worden opgelicht wilde Zacharia de vrouw zien. Inderdaad, het kwaad gaat dikwijls heimelijk te werk. We zijn ons zo vaak van geen kwaad bewust. Omdat het zo slim is zich niet duidelijk te laten zien of omdat God zo goed is om het in te dammen en niet openlijk uit te laten breken. Maar intussen is het wel werkzaam. Als verborgen verleider. Op het eerste gezicht valt het nog wel mee. Zo slecht zijn we toch ook weer niet? Maar toen het loden deksel iets werd opgelicht, zag Zacharia de goddeloosheid pas goed. En zo is het ook bij ons. Eerst moet het deksel voor ons worden opgelicht. En moeten we bij wijze van spreken pottenkijkers worden. Door het ontdekkend werk van Gods Woord en Geest. De Here moet ons leren kijken tot diep in de zaken zelf, moet het deksel afnemen en ons inzicht en doorzicht geven. Dan kijken we achter de wanden en achter de schermen. Dan zien we de goddeloosheid wel. Om ons heen, maar vooral ook bij ons zelf. Dan wordt het ons tot ernst. Dan komen we tot verootmoediging en schuldbelijdenis. Heeft God in uw leven het deksel al eens opgelicht?

Veelzeggend is ook de buitengewoon grote afmeting van de efa. Zo groot, dat er een vrouw in kan zitten. En de tolkengel zegt erbij: zo zien zij er uit in het ganse land. Het kwaad heeft geweldige afmetingen aangenomen. Ja, het heeft zich over het hele land verspreid.

En het blijkt verder ook een macht te zijn, die zelfstandig opereert. Het wordt als een vrouw voorgesteld. Dus als een persoon. Met een eigen wil, eigen plannen, een eigen tactiek. Dat is ook zo op andere plaatsen in de bijbel. Dan is er van de satan of de duivel sprake. Het is een zelfstandige macht naast ons, soms zelfs boven ons. Die ons kan verleiden, verlokken, chanteren, ons te slim af kan zijn, ons te sterk kan zijn. Dat was ook de ervaring van Paulus: ik, ellendig mens, het goede dat ik wil, doe ik niet en het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Het is een concrete, persoonlijke vijand, die ons steeds weer aanvalt en op de vernietiging van het goede en menselijke uit is. Achter elke zonde ligt deze vijandige macht verborgen. Dat geeft zo'n diepte en ernst aan onze verkeerde daden.

En het is hier een vrouw. Denk niet te gauw: zie je wel, de vrouw komt er weer het slechtste af in de bijbel. Is weer de sluwe verleidster. Want we hebben het in een vorig visioen, waarin Zacharia horens en smeden zag, ook al over de zonden van het stoere mannetjesgedoe gehad, over mannelijke vechtlust en machtlust, die ontzettend veel kwaad hebben aangericht in deze wereld en ontzettend veel mensenlevens hebben verwoest in het geweld van oorlog en tirannie. Maar het kwaad is er niettemin ook in de schoon schijnende maar gevaarlijke verleiding, verlokking, in het opwekken van allerlei begeerten die in ons leven, waardoor we worden ingepalmd en te gronde gericht.

We lezen ook dat het deksel maar even wordt opgelicht en de tolkengel vrouwe goddeloosheid daarna weer gauw neerwerpt in de efa en het zware loden deksel weer dicht drukt. Tot nu toe heeft de tolkengel in de visioenen alleen gesproken. Het is hier de eerste keer, dat hij handelend in moet grijpen. En wel om de ontsnappingspoging van de vrouw te verijdelen. Alleen het dicht werpen van een zwaar loden deksel kan haar gevangen houden. Het kwaad is listig, watervlug, en sterk. Het wil dolgraag uitbreken en alle vrijheid hebben. Het is als met de doos van Pandora uit het verhaal van de griekse mythologie. Die nieuwsgierig werd opengedaan en waaruit allerlei ziektes en rampen ontsnapten, die zich snel verspreidden. Bemerken we het ook in ons eigen leven? Dat we bepaalde zonden onder de knie denken te hebben, maar ze ons toch weer onverwacht kunnen ontglippen? Wat kan dat een strijd opleveren, een teleurstelling. We hebben met een slimme en sterke vijand te doen.

Maar tot onze troost wordt in het visioen de efa weer net op tijd dicht gedrukt. Niet door een mens. Wij staan vaak machteloos. Maar door een engel, dat wil zeggen door goddelijk ingrijpen. Gelukkig is ook de macht van onze God werkzaam. De macht die ter wille van onze bewaring en redding, het kwaad er onder houdt, het indamt, het opsluit. Het als onder een zware loden plaat gevangen houdt. Het is een heerlijke boodschap voor het oude Israël vlak na de ballingschap en voor ons als christelijke gemeente. Laat de moed niet zakken. De hoop niet varen. Denk niet, dat er van het Koninkrijk Gods toch niets terecht komt. Laat u niet door de macht van het kwaad uit het veld slaan. Want God is sterker. Door Hem wordt paal en perk gesteld aan der wereld bruut geweld. Hij geeft ze maar een beperkte ruimte. Hij meet ze een vastgestelde maat toe, die ze niet te buiten zullen gaan. Dit is voor ons de echo van Pasen. Toen werden de kwade machten, die voorgoed schenen uitgebroken en door niemand meer te stuiten, juist overwonnen en teruggedrukt. Toen bleek de macht van Jezus. Toen bleek, wie uiteindelijk zal zegevieren en zijn Koninkrijk zal vestigen. Toen de verzegelde steen werd afgewenteld, toen werd om zo te zeggen tegelijk het loden deksel voorgoed dichtgeklapt. De boze vijand is verslagen, prijs 's Heren welbehagen. Het evangelie van de Here Jezus zegt het tot ons: de goddeloosheid heeft geen vrij spel, al heeft er wel eens de schijn van. Ze zit tussen vier wanden en onder een zwaar deksel gevangen. Ze gaat nog hevig tekeer. Ze schreeuwt moord en brand. Maar omdat ze in de knel zit. En dat geeft ons moed en hoop. Dat leert ons om niet teleurgesteld te twijfelen aan Gods verlossing van zonde en goddeloosheid, maar er vurig in te blijven geloven.

En dan gebeuren er nieuwe verrassende dingen in dit visioen. Toen ik mijn ogen opsloeg, zo zegt Zacharia weer. Zij blik wordt dus naar iets anders toegetrokken. Hij ziet tot zijn verbazing twee vrouwen te voorschijn komen. Weer is het zo'n vreemd surrealistisch beeld. Want deze vrouwen hebben vleugels als van een ooievaar. En de wind was in haar vleugels. Deze nemen de efa op en dragen die weg tussen hemel en aarde. Het kwaad wordt niet alleen stevig ingepakt in de efa, maar ook weggevoerd. Gods verhuisbedrijf, Gods expeditiedienst komt er aan te pas. En die doet degelijk werk. De vrouwen hebben immers vleugels als van een ooievaar en dat is een trekvogel die enorme afstanden aflegt. Met krachtige vleugelslag. Bovendien hebben die vleugels zo'n grote spanwijdte, dat als de wind eronder komt, ze heel lang verder kunnen zweven.

En zo ziet Zacharia de efa tussen hemel en aarde uit het zicht verdwijnen. De goddeloosheid wordt ver, heel ver verwijderd. Zo ver het west verwijderd is van het oosten, zover doet Hij van hen die Hij wil troosten de zonden weg. Ze horen niet in de hemel thuis, ze horen niet op de aarde thuis. Ze worden tussen hemel en aarde weggevoerd. Door Gods reinigingsdienst. God verzoent niet alleen het kwaad, dekt het niet alleen toe, maar Hij bevrijdt en reinigt ons er ook van. Hij neemt het echt uit ons midden weg. Door de Here Jezus, die tussen hemel en aarde heeft gehangen als verworpene aan het kruis. Dat visioen mogen ook wij hebben. Daar mogen wij in geloven. We zitten niet voor altijd met de goddeloosheid opgescheept. We raken haar een keer kwijt. En de wind, die in de vleugels blaast en zorgt voor een verre verwijdering van het kwaad, is beeld van de Heilige Geest. Wind en Geest zijn in de oude talen van de bijbel één en hetzelfde woord. Denk ook maar aan de geweldige gedreven wind, die werd gehoord bij de uitstorting van de Heilige Geest op Pinksteren. We hebben de Geest van God mee, gemeente. Wie strijdt tegen de goddeloosheid en hoopt op de totale verlossing van zichzelf en de wereld, gaat het voor de wind. De Geest is altijd weer bezig ons te reinigen van verkeerde daden. En Hij gaat vliegensvlug te werk. In het vorige visioen was sprake van een vliegende boekrol. Dat herinnerde aan Gods woord. Hier horen we van de Geest. Woord en Geest werken samen om ons van het kwaad te verlossen. En ze doen het allebei vliegensvlug. Het Woord en de Geest van Christus willen de goddeloosheid uit ons leven verwijderen. Hij die de zonde heeft overwonnen door zijn dood aan het kruis en zijn opstanding is door Woord en Geest nog steeds bezig om zich een gemeente te verwerven, die geen vlek of rimpel heeft, maar heilig en onberispelijk is. Daar mogen we moed uit putten.

Zacharia was nieuwsgierig waar de reis van deze twee gevleugelde vrouwen wel heen ging. Toen vroeg ik de engel, die met mij sprak: Waarheen brengen zij die efa? Hij antwoordde mij: Naar het land Sinear om daar voor haar een huis te bouwen. Is dit gereed, dan zetten zij haar daar op haar plaats. Het Land Sinear is een andere benaming voor Babel. Volgens Genesis 11 bouwden de mensen in Sinear de toren van Babel. Het is het brandpunt van de mensheid, die het juk van Gods heerschappij van zich wil afwerpen en voor zichzelf een naam wil maken. Het is het centrum waar de mens zichzelf tronen en goden maakt. Plaats ook, waar de Israëlieten in ballingschap hadden vertoefd. Ze waren teleurgesteld, omdat ze met de grote verhuizing ook hun zonden bleken te hebben meegenomen en hun leven weer zo snel op zo'n laag niveau terugviel. Maar nu ontvangen ze de heerlijke boodschap, dat de goddeloosheid wordt teruggestuurd, dat die de ballingschap in gaat. Nog wordt zij niet volledig van de aarde weggevaagd. Ze krijgt volgens Gods raadsplan nog een plaats om zich te vestigen. Ze krijgt in Babel nog een afgodentempel om in te wonen en wordt daar nog op een voetstuk gezet als afgodsbeeld. Ze wordt daar nog aanbeden en gediend.

Dat is ook nu nog de werkelijkheid. Al mag de gemeente weten dat ze van de goddeloosheid is bevrijd, er zijn nog steeds plaatsen op aarde, die Babel genoemd kunnen worden. Plaatsen, waar de goddeloosheid zich kan vestigen, een plaats krijgt, op een voetstuk wordt gezet en wordt aanbeden. Plaatsen waar de mens in hoogmoedswaanzin tegen God opstaat en zichzelf een naam wil maken. We dachten afgelopen week op 4 mei terug aan de periode van Hitler, toen ons buurland de trekken van Babel vertoonde. Maar we denken ook aan de grootschalige criminaliteit, aan de zedelijke verwording in ons eigen land. Telkens weer kunnen we in de wereldgeschiedenis plaatsen aanwijzen waar de goddeloosheid als gruwelijke en meedogenloze vorstin wordt geëerd en gehoorzaamd. Met dat donkere raadsel blijven we leven tot aan het einde der tijden. Maar is dat einde gekomen, dan zal er voor haar geen enkele plaats meer zijn. Dan zal Babylon voorgoed vallen. Dat uitzicht biedt Johannes ons in een visioen, dat hij op Patmos gezien heeft. We hebben het uit Openbaring 18 gelezen. Dat gaat nog verder en getuigt van de totale verlossing, die eens door God tot stand zal worden gebracht. Dan zal alle goddeloosheid volledig zijn weggevaagd. Psalm 104: De aarde wordt van alle zondaars rein. De goddelozen zullen niet meer zijn. Dan breekt het nieuwe leven aan. Laten we er met de profeten van het oude en nieuwe verbond maar veel van dromen. Want deze dromen houden ons wakker. Deze dromen wekken bij ons nieuwe hoop, nieuw geloof, nieuwe strijdlust tegen het kwaad. Deze dromen doen ons niet terugvallen in een versufd en gelaten bestaan, waarbij alles bij het oude blijft. Maar doen ons geestdriftig toewerken naar de val van Babel en het verrijzen van het nieuwe Jeruzalem. En, zo waar als Jezus leeft, deze dromen zijn geen bedrog. Nog even en ze komen uit. Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4