Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
Preek voor na Pasen
Dood, waar is je angel?
Georg Friedrich Händel
Oratorium "The Messiah"
deel 50/51 duet alt en tenor en koor
O death, where is thy sting?
O grave, where is thy victory?
The sting of death is sin,
and the strenght of sin is the law.
But thanks be to God,
Who giveth us the victory through our Lord Jesus Christ.
First Epistle to the Corinthians XV,55-57)
muziekstuk:
Gemeente des Heren,
Elke taal blijft zich ontwikkelen. Ook het Nederlands. Woorden krijgen soms een heel andere betekenis. We zaten als studenten op de professor te wachten, die ons college zou geven. Maar hij kwam niet. De griep had hem geveld. De week daarna zei hij: het spijt mij, dat u vorige keer voor niets bent gekomen. Ik was ongesteld. We keken elkaar aan en konden onze lachspieren maar met moeite bedwingen. De professor bedoelde alleen dat hij zich niet lekker had gevoeld, wij dachten aan wat alleen dames kan overkomen.
Jezus zei: gaat in door de enge poort. Daar hadden we het op de catechisatie over. Ik dacht aan een nauwe poort, mijn catechisanten aan een griezelige.
Sommige woorden gaan de negatieve kant op. Als jongen leerde ik dapper de oude berijming van psalm negentien. ’t Is Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is en slechten wijsheid leert. Pas jaren later ontdekte ik dat het niet over nare mensen ging, maar eenvoudige. We kennen het nog in de uitdrukking ‘recht en slecht’ en het woord ‘slechts’.
Andere woorden gaan positiever klinken. Zoals het woord ‘prikkel’. Dood, waar is je prikkel? Zo lees ik in de oude státenvertaling. En ook nog in de níeuwe vertaling.
Kreeg je vróeger een prikkel, dan zei je ‘au’. Want die deed gemeen pijn. Een prikkel was een doorn die gemeen stak, diep in je vlees drong, waardoor je ging bloeden. Au. Een prikkel was een spijker, waar je in liep. Je hinkte verder van de pijn Au. Denk ook maar aan een woord als ‘prikkeldraad’. Geen lekker spul als je er tegen aan loopt.
En wat is een prikkel nú? Negatief klinkt het niet meer. Als de dokter de gevoeligheid van je huid controleert, er even met een naald op drukt, vraagt hij: voel je een prikkel? Het klinkt zelfs vaak positief. Als een aanmoediging en uitdaging. Wanneer je met voetballen verliest, is dat een príkkel om hárder te trainen en nóg fanatieker te spelen.
Zelfs hebben we het over het prikkelen van de zinnen. Het opwekken van lustgevoelens. Wie erotische films bekijkt, wordt geprikkeld.
Dood, waar is je príkkel? Het woord prikkel sláát niet meer op de dood. Die is veel meer dan een prikkel. Elke confrontatie met de dood geeft ons een heel diepe, pijnlijke steek in het hart. Au.
Ook het woord in het grieks, dat met prikkel werd vertaald, is níet positief. Maar duidt er op, dat het ons schokt, laat schríkken, pijn geeft, ons lichaam kwetst.
In de nieuwe bijbelvertaling staat er dan ook: dood, waar is je angel! Dat gemene wapen, bijvoorbeeld van een wesp. Je wordt door zo’n beest gestoken. Au. Je schrikt. Het doet pijn. Het wordt een vervelende bult. Het zorgt voor een zwelling en jeuk, irriteert. Je kan er zelfs zíek van worden. Met hoge kóórts. En krijg je zo’n wespensteek in je keel of ben je er zwaar allergisch voor, dan is het levensbedreigend. Want de angel bracht gif in je lichaam. Een steek van een horzel is ook geen pretje. En een van een bepaalde mug zorgt voor malaria.
Dus, denken we maar éven aan de dood, dan voelen we ons als door een wesp gestoken. We schrikken. Worden bang. We zwaaien afwerend met onze armen, zoals we op een warme zomerdag buiten in de tuin doen, als we daar eten en er wespen om ons heen zwermen, die op de zoetigheid afkomen. Weg. Want we willen dit niet.
We willen in normale omstandigheden de dood niet. We slaan hem hevig van ons af. Hij moet van ons weg blijven.
Ja, soms zoemt die gevaarlijk en dreigend om ons heen. Bijvoorbeeld bij een verkeersongeluk. Je ziet het aankomen op het laatste moment. Je schrikt je lam. Maar je kan het niet meer ontwijken. Onherroepelijk komt daar de klap. Ik wil nog blijven leven! Bijvoorbeeld, als we hard ziek zijn en hoge koorts hebben of ondragelijke pijn, we ons vreselijk rot voelen. Steek me niet. Ik wil nog blijven leven!
En de pandemie van het coronavirus zorgt er nu voor dat de dood elke dag locaal nieuws, landelijk nieuws, wereldnieuws is.
Dood, waar is je angel? Waar? Wie weet dat niet? Au. Het steekt als je een rouwadvertentie leest van iemand die je hebt gekend. Misschien wel aan corona overleden. Het steekt als je hoort of leest dat een jongen in het nachtleven slachtoffer werd van zinloos geweld, zomaar is neergestoken. Au, het steekt als in Irak alwéér een bom een einde heeft gemaakt aan onschuldige levens. Het steekt als een overstroming, een lawine, een grondverschuiving, een tsunami, mensen meesleurt en ze ‘t niet overleven. Au, het steekt als in Afrika mensen massaal sterven door oorlogsgeweld, droogte en gebrek aan voedsel. Het steekt als de dokters de strijd verliezen en een kindje met kanker na allerlei ingrijpende behandelingen tóch sterft.
Dood, waar is je angel? Waar? In het vel van ons allemaal. We zijn allemaal gestoken. Het gif van de dood zit bij ons allemaal al in het bloed. Want we zijn allemaal sterfelijk. Al worden we honderd jaar of ouder, eens komt een einde aan ons leven. De wijze God heeft, uitzonderingen daargelaten, ons zielen gegeven, die in onze jonge jaren die angel niet zo voelen steken, zodat we ons op het door Hem geschonken leven goed kunnen voorbereiden en daar goed van kunnen genieten, dat leven goed kunnen gebruiken, maar die zielen worden later, als de dood dichterbij komt, gevoeliger, waardoor we opgewekt, gepríkkeld worden – toch pósitief - om ons goed op ons levenseinde voor te bereiden. Dood, waar is je angel? Waaróm is de dood zo’n gemene steek van een angel? Veel erger dan een simpele prikkel?
Bij dieren is de dood, als ze niet de onverwachte buit zijn van andere dieren, maar hun ouderdom gaat spreken, ze ziek worden, niet veel méér dan een prikkel. Ze zoeken een verborgen plekje op, leggen zich neer en wachten rustig op de laatste ademhaling.
Maar bij ons mensen is dat níet zo. Waarom geeft bij ons de dood schrik en angst? Paulus geeft daar een verklaring voor. De angel van de dood is de zónde. Wat bedóelt hij daar mee? Laat ik een ervaring vertellen uit een van mijn gemeentes. Ik bezocht daar nu en dan een vrouw die trouw naar de kerk kwam. Maar als ik bíj haar was, maakte haar man, die nooit meeging, dankbaar gebruik van de gelegenheid om op de kerk en het geloof te schelden en op ouderlingen van dertig jaar terug die hem hadden bedrogen. De Kerk? Waardeloos!
Onverwacht belde ze me. Dominee, wilt u langs komen? Mijn man heeft naar u gevraagd. Uw man? Ja. Toen ik daar kwam, lag hij op bed. De dokters hadden tegen hem gezegd, dat hij kanker had en niet meer kon worden geholpen. En toen ging de angel bij hem steken. Diep. Pijnlijk. Dominee, ik ben zo egoïstisch geweest. Ik ben slecht geweest voor mijn vrouw en kinderen. Ik heb altijd op de kerk afgegeven. Ik ben zo’n zondaar. Ga ik nu voor eeuwig verloren? Ik heb het verdiend. Maar ik ben zo bang! Ik móet sterven, maar ik kán het niet. De angel van de dood is de zonde.
Kijk, dat leert ons de díeptepsychologie. Dat leert ons bovenál God zélf in de bíjbel. Besef van schuld, wroeging én angst voor de dood zijn broertje en zusje van elkaar. Verstérken elkaar. Wie gróte gewetensnood heeft, is heel bang voor de dood. Bang voor die stekende angel. Zeg maar, bang voor de eeuwige straf van de rechtvaardige God. De dood is dan het oordeel. Wie géén gewetensnood heeft, leeft in het algemeen rustiger naart de dood toe, vooral bij vertrouwen in God. Voor hem of haar heeft de dood geen angel meer.
Dood, waar is je angel? De angel van de dood is de zonde. En de zonde ontleent haar macht aan de wet. Gods kinderen ervaren dat. En weten wat met de wet wordt bedoeld. Die zien zichzelf in een spíegel. De spiegel, die God zélf hun voor het gezicht houdt. De spiegel van de tien geboden en alles wat daarmee samenhangt. En dan hoeven we alleen maar te denken aan de uitleg van de Heidelbergse Catechismus van die tien geboden. Lees díe maar eens. Réden genoeg om te schrikken van je eigen spiegelbeeld. Ben ík dat? Ben ík niet altijd eerlijk geweest? Heb ík wel eens naar een andere man of vrouw verlangd? Heb ík wel eens gehaat, ben ik wel eens jaloers geweest? Ja. De wet van God is heeft zoveel macht, dat we daardoor onze tekorten en fouten gaan beseffen, onze zónden. Dat we daardoor een slécht geweten krijgen. En met een slécht geweten wordt de dood angstaanjagend.
En soms doet de dood ons ook nog eens extra zondigen. Een angel is behalve het steekwapen van een insect ook een gemene haak die in de bek van een vis wordt geslagen. Zo kan het hier gebruikte griekse woord ook meer betekenen. Alles wat scherp is en steekt. Toen Paulus door de verhoogde Heiland werd stil gezet op de weg naar Damascus, hoorde hij uit de hemel zeggen: Saul, Saul, wat vervolg je mij? Het is hard voor je de hielen tegen de prikkels te slaan. Trekdieren werden soms opgedreven om harder te lopen door ze van achteren met een stok of zweep te slaan waar puntige prikkels aan zaten. Sommige uitleggers denken zelfs aan een plank met scherpe spijkerpunten, vlak achter de achterpoten van de ploegende ossen aan de ploeg bevestigd, die door de boer naar voren kon worden gedrukt om de ossen op te jagen. En trapten ze boos met hun achterpoten achteruit, dan voelden zich de prikkels nóg een keer, extra hard en diep, maakten ze het alleen maar erger. Met tegenstribbelen kwél je je zelf alleen maar. Maak je ‘t erger. Ook als het om de dood gaat.
Sommigen mensen verzetten zich opstandig tegen de dood door op een zondige manier van het leven te genieten, er alles uit te halen wat er in zit, vol losbandigheid. Want je leeft maar eens en het is zó voorbij. Paulus heeft het daar ook over in ons hoofdstuk: als de doden niet worden opgewekt kunnen we maar beter zeggen: laten we eten en drinken in slecht gezelschap, want morgen sterven we. Intussen zorgen de nare gevolgen van deze losse levensstijl er wel voor dat we ons zelf kwellen. Want met veel feesten en flink genieten raak je in de schulden. Met veel vrouwen raak je de vrouw kwijt, die écht van je houdt. Met veel alcohol en drugs raak je je vríjheid kwijt, word je verslaafd. Je leeft dan alleen nog met meer spijt en wroeging over wat je deed de dood tegemoet. Weer anderen worden door de dood opgejaagd om iets groots te presteren, dat hun een plaats geeft in de wereldgeschiedenis. Ze willen zich onstérfelijk maken. Maar door deze fanatieke drang gedreven, offeren ze érg veel op, ontzeggen ze zich vaak het eenvoudige geluk, innerlijke rust en vrede, en vooral de liefde van medemensen. Je leeft dan de dood tegemoet met spijt en wroeging over wat je allemaal hebt gemist. Laat je niet opdrijven. Het is helemaal niet nodig. Want: dood, waar is je prikkel?
Waar is je angel? Nergens meer. Weg. Dood waar is je overwinning? Je bent zelf overwonnen. Door wie? Door de Here Jezus. Wat Paulus direct ná onze tekst schrijft, zegt dat duidelijk genoeg: Maar laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de overwinning geeft. Jezus Christus, onze Heer! Hij liet zich vrijwillig steken met de angel van de dood, opdat wij er niet meer door gestoken kunnen worden. Hij droeg al onze zonden voor het aangezicht van zijn Vader. Hij onderging het oordeel van de dood aan het kruis. En Hij stond overwinnend op uit de dood. Hij liet de dood achter zich. Geen graf hield Davids Zoon omkneld. Hij overwon, die sterke held. Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles, alles is voldaan. Wie in ’t geloof op Jezus ziet, die vreest voor dood en helle niet.
Pasen zegt: de angel is er uit. Dank zij Jezus. De angel van de dood is meer die van een bíj dan van een wésp. Want steekt een bij ons, dan verliest hij zijn angel en gaat hij zelf daarna snel dood.
De dood leeft nog wel. Nog stééds sterven er mensen om ons heen. En wíj zullen óók eens sterven. De dood is de láátste vijand die onttroond wordt. Maar voor wie in Jézus mogen geloven, in zijn verzoenende dood en overwinnende opstanding, is de dood wél zijn ángel kwijt. Als een bij die zijn angel kwijt is. Die dood kan niet meer gevaarlijk steken. En zijn dagen zijn geteld.
Want in de eerste plaats is de dood geen oordeel meer, zo wáár Jezus is gekruisigd en Gods oordeel over al het kwaad voor ons in de plaats droeg. De gemene angstaanjagende angel van de zónde en de schúld, van het slechte geweten en de wroeging, is er uit. De aanklagende en ook zo veel ángst aanjagende dúivel krijgt dan zijn kans niet meer. Door zijn dood heeft Jezus de duivel onttroond, die de macht over de dood heeft.
Daarom hoef je eigenlijk niet meer bang voor hem te zijn. Mag je in vertrouwen op Gods eindeloze liefde en goedheid naar de dood toe leven en je aan de dood overgeven. ‘k Leg mij nu maar rustig neer, Heer, op uw genade bouw ik, op uw liefde sterk en teer, met mijn ganse hart vertrouw ik, ‘k leg mij nu maar rustig neer.
En in de tweede plaats is de dood niet meer definitief. Er is nieuw, heerlijk leven ná de dood, zo waar Jezus is opgestaan. Paulus schrijft het triomfantelijk in hetzelfde hoofdstuk, 1 Korinthe 15: Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn. Als de eerste én als de garantie dat er meer volgen. Jezus leeft, en wij met Hem: dood, waar is je schrik gebleven. Jezus leeft, nu is de dood ons een ingang tot het leven.
En in de derde plaats zijn de dagen van de dood geteld, net als de dagen van een bij, die zijn angel kwijt is. De dood gaat gauw dood. Is ten dode opgeschreven. De dood is nú dood – overwonnen is ’t lijden, en Pasen betekent een eeuwig verblijden, zo dichtte Nel Benschop. Ik denk aan de prachtige profetiéën van heil die Jesaja mocht uitspreken. Definitief heil voor Israël en alle volken, een definitief vrederijk. God zal dan voor eeuwig de dood vernietigen en Hij zal de tranen van alle gezichten afwissen. Ik denk aan de prachtige visióenen van heil, die de apostel Johannes kreeg op 't eiland Patmos, waarheen hij was verbannen. Hij schrijft: ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. God is bij de mensen. Hij zal alle tranen van de ogen afwissen. De dood zal er niet meer zijn. Daarom zal er ook geen rouw, geen geklaag, geen verdriet, geen moeite meer zijn. Daar gaat het naar toe, snel, na Pasen.
Laat ik ervaringen vertellen uit ál mijn gemeentes. Wanneer de dood komt bij mensen die in de Here Jézus geloven. Dan hebben ze nog best wel eens last van de zonden, die ze in hun leven deden, en vragen ze om vergeving. Dan is er soms ook nog wel de aanvechting en de strijd om het geloof vast te houden in de beproevingen. Dan is er lichamelijke pijn, verzwakking, onttakeling. Dan is er verdriet omdat het afscheid nadert van mensen van wie je zielsveel houdt. Maar de ángel is weg. Want ze weten dat ze naar de hemel gaan en voor eeuwig door Gods liefdevolle armen worden opgevangen. Ze weten van de vreugde, de zaligheid die op hen wacht.
Dood, waar is je angel? Het zijn woorden, die Paulus vrij citeert uit de griekse vertaling van het oude testament. Uit het profetenboek Hosea. Heel plastisch en dichterlijk vertelt Hosea hoe boos God op Israël is, omdat het afgoden dient en zondigt. Vooral met seksuele losbandigheid en de onrechtvaardig grote kloof tussen rijk en arm. De Here kondigt zijn oordeel over het volk aan. Hij roept luid de dood op om dat oordeel uit naam van Hem uit te voeren. Waarom zou ik hen vrijkopen uit de macht van het dodenrijk of verlossen van de dood? Dood, waar zijn je pestziektes? Dodenrijk, waar zijn je kwellingen? Ik ken geen medelijden meer.
Je kunt zeggen, Paulus citeert associatief wat zo maar in zijn hooofd opkomt en haalt de woorden uit hun verband. Maar je kunt het ook anders zien. Wat doet Páulus, liever gezegd, wat doet de Heilige Géést, met deze onheilsprofetie? Na Goede Vrijdag en Pasen? Na het reddend werk van Jezus Christus? Die maakt er een triómfkreet van over Gods heil! Niet: dood, waar ben je? Want je moet je werk gaan doen! Maar: dood, waar ben je? Waar is je angel? Want ik zie je eigenlijk nergens meer.
Dood, waar is je angel? Het is een uitroep van verrassing. Verbazing. Zelfs van spot. Alles is ook ondersteboven gekeerd: de alles overwinnende dood is nu zélf overwonnen. Ja, zo iets ontstellends kan je ook alleen maar schrijven zoals Paulus het schrijft. In een spreuk, een lied, een kreet.
Morgen gaan we het gewone alledaagse leven weer in. Wat dóen we dan met dit evangelie? Wel, laat je dan niet achter de broek zitten door de dood. Laat je niet door hem prikkelen en opjagen. Denk alsjeblieft niet: Ik moet van het leven genieten. Er uit halen, wat er in zit. Wat het ook kost. Hoe zondig het ook is. Of: ik moet iets bovenmenselijks presteren, waardoor ik eeuwige roem ontvang. Hoeveel jaren van mijn leven ik er ook voor opoffer. Maar gelóóf. Geloof in de overwinning van de Here Jezus Christus. Wees standvastig en onwankelbaar in dat geloof. En zet je elke dag opnieuw in voor het werk van de Here. Besteed je tijd aan zaken, die met het Koninkrijk van God te maken hebben. Met liefde en trouw, barmhartigheid en medelijden, rechtvaardigheid en zuiverheid. In het besef dat door de Here uw inspanningen nooit tevergeefs zijn. Die dingen krijgen niet de doodsteek van de dood. Die dingen gaan mee het eeuwige leven in, samen met je zelf. Want zalig zijn de doden die in de Here sterven. Ja, zegt de Geest. Ze rusten dan van hun moeiten. En hun werken volgen hen na.
Amen.
Rapporteer
My comments