De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Rijnsburg
  • op: 17 januari 2016

Een thema- of studiedienst over het woord: genade.

Galaten 1 en 2 zijn de richtlijn


Gemeente des Heren,

Soms is er rust in de tent van een christelijke gemeente. Er zijn geen spanningen. Er is geen lange vacature van predikant. Alle activiteiten in de gemeente lopen best. Je kunt je niet beter wensen. O, er zijn wel verschillende stromingen, hoor. Bijvoorbeeld een evangelische en een confessionele, om maar twee heel willekeurige te noemen. En de gemeenteleden komen ook uit een verschillend nest, de een uit een hervormd en de ander uit een gereformeerd, om maar twee heel toevallige te noemen. Maar er is begrip en verdraagzaamheid. Het gaat goed.

Maar dan verdwijnen binnen korte tijd het evenwicht en de eensgezindheid. Geen rust meer in de tent, men vecht elkaar de tent uit. Hoe kan dat zo snel? Dat kan omdat er in het dorp rap nieuwbouw is gepleegd. Daar is veel import komen wonen uit de nabij gelegen stad. En die mensen willen het in de gemeente anders. Niet meer zo ouderwets, traditioneel, maar moderner, vlotter, progressiever, met uitdagende experimenten. Of de dominee, die er al jaren staat en van wie je weet wat je aan hem hebt, gaat met emeritaat. Er komt een nieuwe. En die wil de zaak eens flink opschudden. Alles moet anders, meer bij de tijd. Er worden nieuwe, onbekende liederen opgegeven. Dat preek was eerst een dik half uur, en is nu amper een kwartiertje. Autochtone dorpelingen en import, fans van de oude dominee en die van de nieuwe botsen met elkaar. En de oude dominee vergeet dat hij weg is, heeft weinig op met die nieuwlichter van een opvolger en stookt het vuurtje op. Alle energie wordt tegen elkaar gebruikt in plaats van voor de opbouw van de gemeente. Met hete hoofden en koude harten.

Soms gaat het om bijzaken. Ik hoorde vroeger wel eens, dat er in een gereformeerde bondsgemeente grote onrust was, met boze brieven naar de kerkenraad, ontslag van organisten, alleen om de kwestie of men de psalmen op hele noten moest blijven zingen of niet. Maar soms gaat het ook wel om meer. Om hoe je de Bijbel leest, hoe je de persoon van Christus ziet, hoe je tegen zijn dood aan het kruis aankijkt, en zijn opstanding. Dan is het evangelie in het geding. En dat is het waard om voor op te komen. Vaak is er in een gemeente een heillóós conflict, maar soms is het een heilzáám conflict. Als het echt om heilszaken gaat. Want heilszaken zijn halszaken.

Zo iets gebeurt ook in de jonge gemeentes in Galatië, een Romeinse provincie in het huidige Turkije, een grote provincie, die zich ver naar het zuiden uitstrekt. Waarschijnlijk liggen deze gemeentes daar en moeten we denken aan plaatsen als Ikonium, Lystra en Derbe. Ze worden in het boek Handelingen genoemd.

Deze gemeentes zijn gesticht door Paulus. De dertiende apostel, die zich met name geroepen weet om de boodschap over de Here Jezus aan niet joodse mensen, heidenen, te brengen. Terwijl de andere twaalf, die Jezus tijdens zijn leven op aarde hebben gevolgd, zich tot de joden richten.

We lezen ook in het boek Handelingen, dat de eerste christenen in Jeruzalem al snel worden vervolgd. Met de steniging van Stefanus als dieptepunt. Daarom slaan velen op de vlucht. Ze gaan naar Antiochië. Een grote plaats net ten noorden van Israël, in de zuidwesthoek van Syrië, dicht bij de Middellandse Zee. Daar komen voor het eerst heidenen in aanraking met het evangelie, mensen uit de toenmalige Griekse cultuur, en die gaan ook, zelfs in grote aantallen, in Jezus geloven. Dat is zo bijzonder. Daar moet de moedergemeente in Jeruzalem het fijne van weten. Daarom sturen ze Barnabas erop uit om poolshoogte te nemen. En daar aangekomen kan die alleen maar constateren, dat God er in zijn liefde bezig is. Hij ziet de genade van God. En spoort de christenen in Antiochië aan om in deze lijn door te gaan en hij voegt zelf de daad bij het woord. Hij haalt namelijk Paulus uit Tarsus naar Antiochië en onderneemt met hem de eerste zendingsreis. Op deze reis wordt de prediking van Paulus gezegend met het ontstaan van christelijke gemeentes in Galatië.

En vóór u denkt: wat heb ik met zo’n historische uiteenzetting te maken? Dit slopen van de grens tussen joden en heidenen was net zo’n dramatisch gebeuren als het slopen van de Berlijnse muur. En het had ook net zulke grote gevolgen, nog grotere. Want dank zij dat mogen u en ik, geen joden, zoveel eeuwen later en in een ander werelddeel de Here Jezus kennen en volgen, door God voor eeuwig gered worden. En het wonderlijke is ook nog dat in het hart van de Romeinse provincie Galatië Galaten woonden, Kelten uit onze streken, die daarheen waren getrokken.

Maar wat preekt Paulus onder hen? Gods genade door de Here Jezus Christus. Liefdevolle genade voor mensen die die liefde niet verdienen. Vergevende genade voor mensen die het een en ander op hun kerfstok hebben. Bevrijdende genade voor mensen die gevangen zitten in ontoereikendheid en falen. Troostende genade voor mensen met leed, verdriet, pijn. Eeuwige genade voor mensen, die altijd een keer door de dood heen moeten. En vooral vrije genade voor mensen, die niet aan allerlei voorwaarden vooraf hoeven te voldoen.

Zoals alle brieven begint Paulus ook zijn brief aan de Galaten met de welbekende groet:  Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en  van onze Heer, Jezus Christus. En het is geen formaliteit dat hij met het woordje ‘genade’ begint. Want met dat ene woordje is eigenlijk alles gezegd, wat zich tussen God en een mens afspeelt dank zij Jezus.

Ook tussen God en mij, God en u, jou. Ons leven wordt gedragen door Gods liefde dank zij Jezus, onverdiende liefde, onvoorwaardelijke liefde, genade. Genade is het sleutelwoord. Heerlijk toch?

Maar Paulus trekt verder en sluit zijn eerste zendingsreis weer af waar die begint, in Antiochië. En wat hoort hij dan al gauw? Paulus heeft zijn hielen amper gelicht of er komen nieuwe prekers aan in de gemeentes van Galatië. Joodse prekers uit de gemeente van Jeruzalem. En wat preken die? God is in Jezus ons inderdaad genadig, hoor, maar er moet toch nog wel wat bij komen. Dat weten jullie arme heidenen nog wel niet, maar dat gaan we jullie nu vertellen. Er moet bijkomen, dat jullie mannen zich laten besnijden. Dat jullie je aan de sabbat als rustdag houden. En aan de joodse feestdagen. Dat je geen varkensvlees eet. En er moet natuurlijk ook bijkomen, dat je niet liegt, niet steelt, niet ontrouw bent, kortom netjes volgens Gods geboden leeft, die in ons joodse heilige boek staan. Paulus heeft het daar met jullie wel niet over gehad. Maar hij is ook geen echte apostel. De echte apostelen zitten in Jeruzalem, waar wij  vandaan komen. Die zijn leerlingen van Jezus zelf geweest, Paulus niet. Paulus is maar een doe-het-zelver die het jullie gemakkelijk heeft gemaakt en zo populair werd bij jullie. Maar zo gemakkelijk gaat het nu ook weer niet. Stel je voor. Het evangelie van Jezus is geen vrijbrief om er maar op los te leven!

Dat schept verwarring, onrust, onzekerheid in de gemeentes van Galatië. Ja, deze mensen komen uit de moedergemeente in Jeruzalem, dus het zal wel waar zijn wat ze zeggen. We moeten maar naar deze nieuwe dominees luisteren en niet naar de oude, die weg is. 

Moet er bij ons ook nog iets bijkomen vóór we helemaal op Gods genade durven te vertrouwen? Vinden we dat ons schuldbesef eigenlijk niet ernstig genoeg is? Vinden we dat we eerst met die hardnekkige slechte gewoonte gebroken moeten hebben? Vinden we dat we toch eerst wel moeten bereiken dat anderen met respect en waardering naar ons kijken? Vinden we dat we toch eerst wel een heel ingrijpende geestelijke ervaring gehad moeten hebben? Geknield op een bed violen? Vinden we dat we in ons hart eigenlijk eerst veel blijder moeten zijn, dankbaarder? Of dat we eerst nog meer moeten doen voor mensen in nood?

Als Paulus verneemt wat vlak na zijn vertrek uit Galatië met de gemeentes is gebeurd, schrijft hij hun een brief op poten. Een ongenadige brief over de genade. Het begin is koel en kort. In alle andere brieven dankt Paulus God direct uitgebreid voor alle positieve feiten, die hij van de gemeente weet, maar nu valt hij met de deur in huis. En ze krijgen gelijk een flinke oorvijg. Het verbaast me dat u zich zo snel hebt afgewend van hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een ander evangelie hebt gekeerd. Er is geen ander evangelie, er zijn alleen maar mensen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Er zijn geen meerdere evangelies naast elkaar, naar keuze, er is er maar één, en dat is die van Gods genade door de Here Jezus. Niet meer en niet minder. Boos en verontwaardigd komt Paulus zelfs met de banvloek, het anathema. Zwaarder geschut is er niet in de kerk. En hij laat dat kanon twee keer afgaan. Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel-vervloekt is hij! Ik heb het al eerder gezegd en zeg het nu opnieuw: wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat u hebt ontvangen-vervloekt is hij! Als wij denken aan een donderpreek vol dreiging met hel en verdoemenis, dan gaan we er van uit dat de boodschap van Gods genade daarin ver te zoeken is, maar Paulus houdt er een om Gods genade te verdedigen, uit alle macht.

Waarom? Omdat van die genade, die onvoorwaardelijke liefde, ons heil afhangt. En van niets anders. De tegenstanders van Paulus vinden dat maar goedkope genade. Paulus maakte het jullie wel makkelijk, zeggen ze. Zo hoef je er niets voor te doen of te laten. Hij praatte jullie naar de mond. Maar daarop reageert Paulus met de vraag: was ik met mijn preken bij jullie inderdaad op de goedkeuring van mensen uit of die van God? Probeerde ik alleen mensen te behagen? Dit evangelie van vrije genade is toch helemaal niet naar de mens! Het slaat ons mensen alle eigen verdienstelijkheid, eigen vroomheid, eigen rechtvaardigheid juist uit handen. We blijven alleen als verloren zondaren over, die echt alleen maar van genade kunnen leven. Dat is geen pluimstrijken, maar tegen de haren in strijken.

En waarom schrijft Paulus zo betrokken en heftig? Omdat er bij hem een diep ingrijpende geestelijke ervaring achter zit, die heel zijn leven bepaalt. Hij kan en wil er niet omheen om dat stuk autobiografie te melden. Jullie hebben gehoord hoe ik vroeger volgens de joodse godsdienst leefde. Ik leefde de joodse wetten heel wat strikter na dan velen van mijn generatie en zette mij vol overgave in voor de tradities van ons voorgeslacht. Paulus is een strenge fanatieke joodse Schriftgeleerde geweest, veel meer nog dan de joodse christenen die nu aan de gemeentes in Galatië de joodse levensstijl willen opleggen als voorwaarde om gered te worden. Door dit fanatisme gedreven vervolgde hij zelfs de gemeente en probeerde hij haar uit te roeien. Eens was hij op weg naar Damascus om de daarheen gevluchte christenen gevangen te nemen en naar Jeruzalem te brengen om veroordeeld te worden. Maar plotseling werd hij omstraald door een groot licht uit de hemel en hoorde hij een stem zeggen: Saul, Saul, wat vervolg je mij? Toen, schrijft hij, besloot God zijn Zoon in mij te openbaren. Christus veroverde mijn hart met overmacht. Ik werd bekeerd. Ik ontdekte dat ik met mijn joodse vroomheid juist tegen God in ging. Ik moest die vroomheid loslaten, er mijn neus voor ophalen als voor stinkende drek. En daarna wist ik me juist uit genade, pure genade, door God geroepen om het evangelie van Jezus Christus aan de heidenen te brengen, ook een evangelie van genade, pure genade.

Hoe komt een mens tot bekering en geloof in de Here Jezus? In een bepaalde periode van de vaderlandse kerkgeschiedenis, die van de nadere reformatie, van de zogenaamde oude schrijvers, schreef men boeken vol over de kenmerken van een echte bekering. Om die te onderscheiden van een schijnbekering. Misschien wilde men de gemeenteleden op die manier wel een stukje zekerheid over hun verlossing geven, maar het bracht juist de angst van onzekerheid. Eigenlijk maakte men dezelfde fout als de joodse christenen die in de gemeentes van Galatië onrust zaaiden. God redt inderdaad uit genade, maar daar komt toch nog  iets bij. Bijvoorbeeld een bekering als van Paulus, een emotionele donderslag, blikseminslag. Ik zei het al: geknield op een violen. Nee, daar komt niks bij. Maar dat betekent niet dat de ware bekering zonder kenmerken is. Hoe beschrijft Paulus in de brief aan de Galaten zijn bekering? Maar toen besloot God, die mij al vóór mijn geboorte had uitgekozen en die mij door zijn genade heeft geroepen, zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik hem aan de heidenen zou verkondigen. Maar toen. Toen ging mijn leven niet op de oude voet verder. Toen veranderde mijn denken en doen. Geleidelijk als de wijzer van een klok, die je niet ziet bewegen maar die, als je een poosje later weer kijkt, toch een andere stand heeft. Of plotseling als de wijzer van een weegschaal, die doorschiet als je er iets zwaars op legt. Maar de koers van mijn leven wijzigde zich. Maar toen besloot God. Ik besloot zelf niks. Er werd over mij besloten. Ik veranderde mezelf niet, ik werd veranderd. Het kreeg invloed op mij, gebeurde aan mij. Het overkwam mij. Ik ervoer het niet als mijn eigen wil en werk, maar als Gods wil en werk. Maar toen besloot God. God die mij al vóór mijn geboorte had uitgekozen. Ik ervoer en ervaar het dus ook als een wonder omdat God onder miljoenen, miljarden, ook mij op het oog  heeft. Ja, voordat ik vormloos ben ontstaan, wist Hij hoe het zou verder gaan en in zijn boek stond reeds te lezen wat eens mijn levensweg zou wezen. Vóór alles uit pikte hij mij uit ieder uit. Wat een verkiezing! Een overstelpend wonder. Maar toen besloot God zijn Zoon in mij te openbaren. Ik kreeg aandacht voor Jezus, zijn woorden, daden, wat hem overkwam. Ik raakte en ben geboeid door Jezus. Ik heb hem lief gekregen. Hij is mijn steunpilaar. Er hangt een groot doek over een standbeeld. Het wordt onthuld. Het doek wordt weggetrokken. En ieder vergaapt zich aan het nieuwe beeld. Het levende beeld van Jezus Christus, zijn Zoon, werd door God zelf in mijn hart onthuld. Wat een inspirerende, ontroerende, boeiende schoonheid. En wat bij de bekering van een mens altijd weer in het  oog springt: het is Gods besluit, Gods verkiezing, dus Gods genade.

En het is ook Gods genadige roeping. Maar toen besloot God, die mij door zijn genade geroepen heeft, zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik hem aan de heidenen zou verkondigen.

Kweekt Gods vrije genade luie mensen, zoals de joodse christenen in Galatië Paulus verwijten? Hoeft er dan helemaal niks in ons leven te veranderen? Nee, dat hoeft niet, moet niet, maar gebeurt wel, automatisch, ook als genade dat je overkomt. Want je wordt dan gelijk geroepen om God te dienen met een leven vol liefde, rechtvaardigheid, barmhartigheid. Soms met een concrete roeping die de bestemming van je leven wordt, zoals Paulus werd geroepen om Jezus Christus aan de heidenen te verkondigen. De Heidelbergse Catechismus. Maakt deze leer van Gods vrije genade, Gods rechtvaardiging door het geloof zonder goede werken, de mensen dan niet zorgeloos en goddeloos? Zeker niet, want het is onmogelijk, dat wie Christus door een echt geloof is ingeplant, geen vruchten van dankbaarheid zou voortbrengen. Paulus stelt dezelfde vraag: betekent dit dat Christus dus in dienst staat van de zonde? En geeft hetzelfde antwoord: natuurlijk niet. Want ik leef wel niet langer voor de wet, maar ik leef wel voor God. Ja, ik zelf leef niet meer maar Christus, in mij geopenbaard, leeft in mij. Ik presteer niks, maar Christus presteert door zijn in mij werkende Geest dat mijn handen, oren, ogen, mond, zomaar de zijne worden bij die ander die omarmd en getroost wil worden, die gezien en begrepen wil worden, die naar woorden van wijsheid en steun verlangt, die de blijde boodschap van Gods vergeving van zonden nodig heeft. Amazing grace, genade, zo oneindig groot.

Voor die genade moet je toch opkomen als die in de gemeente van Christus bedreigd wordt? Dat doet Paulus met alle overredingskunst, waarover hij beschikt. In zijn hele brief aan de Galaten, ook in de eerste twee hoofdstukken.

Hij verweert zich tegen degenen, die twijfel zaaien over zijn roeping en zending als apostel onder de heidenen. Hij schrijft de gemeentes in Galatië: het evangelie dat ik bij jullie gebracht heb, is niet door mensen bedacht, maar het is mij door Jezus Christus zelf geopenbaard. In een wonderlijke belevenis, waardoor mijn leven een draai van 180 graden kreeg. Zo iets verzin je toch niet zelf? Ik heb ook geen mens om raad gevraagd. Ik ben inderdaad niet op een drafje naar Jeruzalem gegaan om daar het fiat voor mijn werk te vragen van de twaalf apostelen die Jezus’ discipelen zijn geweest. Ik was daar pas veel later een enkele keer voor een kort poosje. Maar toen kreeg  ik wel hun goedkeuring. Ze prezen God en zeiden: die man die ons vroeger vervolgde verkondigt nu het geloof! Ze eisten van mijn vriend Titus, een Griek, niet, dat hij zich liet besnijden. Ze kwamen tot de opvatting, dat zoals God Petrus de kracht had gegeven om onder de  joden te werken, Hij mij de  kracht gaf om dat onder de heidenen te doen. Een klein groepje fanatieke joodse christenen probeerden me toch weer slaaf te maken van joodse regels en wetten, maar ik ben geen moment voor hen gezwicht.

En ik zwichtte later ook niet voor Petrus toen hij in Antiochië was. Daar at hij met iedereen, ook met christenen uit de heidense volken. Tot er afgezanten van Jakobus uit Jeruzalem kwamen. Toen trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor deze joodse christenen, voorstanders van de besnijdenis, en van de handhaving van allerlei joodse wetten, onder andere de wet dat je niet samen met heidenen mag eten. Anderen, zelfs Barnabas, volgden Petrus. Ik zei ze ronduit dat ik dat huichelachtig vind. De waarheid verdraagt zich niet met de tactiek iedereen te vriend te willen houden. En helemaal niet wanneer je daarmee de tafelgemeenschap met medegelovigen op het spel zet.

Kortom de genade is het waard om voor op te komen, om voor te vechten, moedig, zonder schroom voor mensen. En dat heeft Paulus gedaan.

Nee, schrijft hij: ik verwerp Gods genade niet. Integendeel. Laten wij dat dan ook maar niet doen. Want die genade van God is onze enige reddingsboei. Zoals de Friese dichter Fedde Schurer beleed: 

Ik ben aan ‘t eind van mijn humaan Latijn,
Er is geen troost in bloemen, zon of wijn.
Er is behoud voor arme mensenzielen
In Christus’ kruis - al ‘t andere is schijn.

 Amen.    

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4