De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Waddinxveen
  • op: 24 mei 2015

Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?          



Gemeente des Heren,

Ik heb vannacht zó raar gedroomd, zeggen we wel eens ’s morgens bij het ontbijt. Wat dan? En dan komen de verhalen. Ik heb toch zó mooi gedroomd, zei Ezechiël tegen de joodse ballingen in Babel. Wat dan? De Here bracht mij naar Jeruzalem, de stad die we maar niet kunnen vergeten, waar we zo naar terugverlangen. En daar zag ik een nieuwe témpel staan. Zó mooi. En er kwam iemand naar mij toe met een meetsnoer. Hij liet me de tempel zien en mat ook alles voor me op. Ik kan jullie de precieze maten nóg vertellen. Van de voorhoven, de poorten, alle vertrekken. En daarna zag ik de Here Zelf vol glorie door de Oostpoort naar binnen gaan. De offerdienst op het altaar begon óók weer. En telkens drukte die man met het meetsnoer me op het hart: onthoud alles goed wat je ziet. En vertel het je volksgenoten in Babel. Geef ze daarmee moed en hoop. Want de Here gaat ze redden en terugbrengen naar Israël. En Hij zal in de herbouwde tempel opnieuw bij ze komen wonen.

Maar het vreemdste komt nog, zei de profeet. Ik werd ook naar de íngang van de tempel gebracht. En daar stroomde wáter onder de drempel vandaan. Naar het oosten, want de vóórkant van de tempel lag op het oosten. Het stroomde verder ten zuiden van het grote brandofferaltaar over de binnenste voorhof heen. En omdat de Oostpoort, die toegang tot de voorhof gaf, gesloten was sinds de Here daardoor zijn heiligdom was binnengegaan, bracht de man mij via de Noordpoort naar de buitenkant van het hele tempelcomplex, en daar zag ik het water weer uit de grond sijpelen.

Waarom vertel ik u deze droom van Ezechiël op het Pinksterfeest? Omdat het volgens mij een profetíe van Pinksteren is. Omdat met dat water de Heilige Géést wordt bedoeld. Omdat deze droom werkelijkheid werd, toen de discipelen, in de tempel bijeen, vervuld werden met de Heilige Geest.

En als dat beekje uit het hart van de tempel opborrelt, waar Gód op aarde woont, tussen zijn volk, wil dat zeggen, dat de Heilige Geest uit het hart van God, de Vader, komt. De Geest van Pinksteren is de Geest van de Hére. Wij hebben niet ontvangen de geest van de wéreld, maar de Geest die uit Gód is, schreef Paulus. Dat is al een geweldige troost voor ons. Daar is een geest die niet uit de áfgrond is maar uit de hóógte. Een die ons niet van God vandáán trekt maar met Hem verbíndt. Een die ons niet knécht maar bevríjdt. Een die ons niet ónrein maakt maar reín. Een geest die ons niet tot zonde verleidt, maar de zonde uitbant. Een die ons niet ongelukkig maakt, maar gelukkig en blij. Bij alle verleidelijke, vernietigende geesten die rondspoken en in ons dóór willen dringen, waait er óók een geest die ons wil redden, die uít de liefdevolle God is en tót Hem.

O, als er alleen maar beekjes waren die uit ándere aardse dieptes opborrelden, was het niet best. Maar, God zij dank, er komt er óók een onder de drempel van Gods huis vandaan. Er zijn niet alleen geesten die uitgaan van zondige mensen, ja van de boze zelf, dwaze en gevaarlijke krachten, daar is óók de Geest, die uitgaat van God, de Vader. Een wonder waar we hartelijk voor mogen bedanken.

En dat beekje stroomt langs het altaar waarop de offers worden gebracht. Misschien speelt hier de herinnering aan de oude tempel mee. Er stroomde toen een beekje van de tempelberg af, dat soms rood gekleurd was door het bloed van de offerdieren. In ieder geval gaat het stroompje lángs het altaar. Gods zegeningen stromen níet naar de wereld buiten het óffer, de verzoening om. Nieuwtestamentisch gezegd: De Geest daalt niet neer buiten Christus om, die aan het kruis het offer van zijn leven bracht om onze zonden uit te wissen en ons met God te verzoenen. De Geest gaat ook uit van de Zoon, is de Geest van Christus. Zijn uitstorting is vrucht van het verzoenend werk van Jezus. De Geest doet ook niets anders als van Christus getuigen, Christus in ons hart leggen, ons aan Christus deel geven.

Als Petrus op het Pinksterfeest, vervuld van de Heilige Geest, gaat preken, verkondigt hij ook níemand anders als Jezus Christus, gekruisigd en opgestaan. Ook dát is een geweldige troost. De Heilige Geest is de stroom, die alle weldaden van Christus naar ons toevoert: vergeving van zonden, verzoening met God, de liefde van God, vernieuwing van ons leven, eeuwig behoud.

Maar het is óók een waarschuwing. Dat ons geestelijk leven ontspoort, zodra Christus en zijn offer niet meer centraal staan. Als alleen de op een speciale manier wédergeboren mens alle aandacht krijgt, knielen op een bed violen, of de volwassen gedoopte mens, met gaven van genezing en tongentaal begíftigd, of de arme door politieke en economische machten verdrúkte mens. Als daardoor Chrístus in de schaduw komt, is bij alle geestelijkheid toch de Heilige Geest er niet in bezig. Want de stroom ging lángs het altaar.

Maar zó naar buiten, de wereld in. De beek blíjft niet op heilig terrein, maar sijpelt onder de muren van het tempelcomplex door. Zo is het ook met de Heilige Geest. Die zendt de apostelen uit, de wereld in. Naar alle volken. Om daar het evangelie te brengen. Die geest breekt ook nú nog door de muren van de kerk heen in zending en evangelisatie. Voor een christen die de Heilige Geest in zijn hart kreeg, is de kerk altijd te klein. Die vindt het heerlijk om ín de kerk Gods Woord te horen, te zingen, te bidden, de gemeenschap met de Here en medegelovigen te beleven, die vindt in de kerk het hárt en de brón van zijn geestelijk leven. Maar breekt óók uit naar de wereld. Die getuigt met woord en daad van de Heiland, overal waar God hem plaatst, op het werk, op school, in het gezin, de familie. Herken je dat bij jezelf?

En dan meet de man met het meetsnoer duizend el uit. Ongeveer een halve kilometer. En hij laat de profeet door het water waden. Dat reikt tot aan de enkels. Maar duizend el verder komt het tot aan de knieën en daarna tot aan de heupen en tenslotte is de beek zó groot, dat de profeet niet eens meer vaste grond onder de voeten krijgt en moet zwemmen. Normaal gaat het met beekjes in Israël nét andersom. Ze komen in dorre zandvlaktes terecht, waar ze steeds kleiner worden om tenslotte op te drogen. Dat is de natuurlijke gang van zaken. Dat is ook de natuurlijke gang van zaken van alle ménsenwerk. In het begin lijkt het héél wát. Het spat aan alle kanten. Het bruist als een wilde stroom. Maar het houdt niet lang stand. In de dorheid en doodsheid van het menselijk bestaan, verzandt de stroom.

Zo dachten de ballingen in Babel misschien ook over zichzelf. Ze zagen geen toekomst meer, zich doodlopen als een beekje in het zand. Maar het werk van de Geest is niet natúúrlijk. Is bóvennatuurlijk. Gaat dwárs tegen de aardse wetten in. De stroom van de Geest wast snel. Er zit een onweerstaanbare groei in. Een in kwántiteit, hoeveelheid. De 12 discipelen waren met een groep van ongeveer 120 personen, toen de Heilige Geest werd uitgestort. Het water tot aan de enkels. Op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer 3000. Het water tot aan de knieën. In heel Judea en Galilea en Samaria leefde de gemeente in vrede en kwam tot bloei. De gelovigen leefden in ontzag voor de Heer, en dank zij de bijstand van de Heilige Geest nam hun aantal steeds meer toe. Het water tot aan de heupen. Tot overal gemeentes ontstaan. Zoveel water, dat je er alleen maar in zwemmen kunt. Ja, de Geest garandeert, dat in het komende vrederijk de aarde vervuld zal zijn van kennis van de Heer, zoals het water de bodem van de zee bedekt.

Maar dat wassende water tekent ook de kwáliteit van het werk van de Geest. De groei in het geestelijk leven van een kind van God. De bodem komt als het ware steeds dieper te liggen. Je krijgt een steeds dieper besef van eigen zonde en verloren zijn. Maar tegelijk komt het water steeds hoger te staan. Steeds groter wordt de stortvloed van Gods liefde en gaven. Tot je er helemaal in zwemt. Ja, de Geest kan ons volledig meesleuren in zijn stroom, ons buiten onszelf laten raken. De Geest kan ons echt vervullen. Ach, zegt u misschien, kon ik dát maar eens beleven. Maar ik voel me geestelijk zo dor en droog. Ik heb het idee, dat het water mij nog niet eens tot de enkels reikt. Wel, houd moed. Het is bij Ezechiël ook zo klein begonnen. Blijf dat levende water maar zoeken.

Maar een vraag: staat u soms nog op een afstand aan de kant van de beek? Wat zegt de profeet steeds? Die man liet mij dóór het water gaan. We moeten er dóór. We hebben allemaal koudwatervrees. We wagen die stap in het water niet. Tóch zal het moeten. Alleen ín het water merken we hoe het verkwikt. Alleen ín het water kunnen we ook meten hoe hoog het stijgt en kunnen we door de Geest steeds meer omringd worden tot Hij ons op zalige wijze omspoelt. Durf je zelf maar over te geven aan Christus en het sterke werk van Zijn Geest. Springen maar.

Aan de andere kant: we hoeven het gelukkig ook weer niet zélf te doen in díe zin, dat het van óns afhangt. Als we de sprong wagen, ervaren we het als iets, wat een Ander met ons doet. Christus met zijn overmacht. En hij líet mij door het water gaan.

Toen zei hij tegen mij: Zie je dat, mensenkind? Daarop liet hij mij teruggaan langs de oever van de beek. En kijk, daar stonden aan weerskanten veel bomen. Een grote verrassing. Deze landstreek, net ten zuidoosten van de stad, is immers woest, rotsachtig en onvruchtbaar. Maar het water van de beek doet er wonderen, geeft leven in een doodse streek. Ja, het is nog tot veel meer in staat. Het vloeit af naar de kale vlakte ten noorden van de Dode Zee. Het mondt daarna in de Zee zelf uit. Haar naam zegt het al: In en rond die zee heerst de dood. Het hoge zoutgehalte maakt alle leven onmogelijk. Er zwemt geen vis in. Er groeien geen planten en bomen aan de oever. De oceaan heeft 4 à 6 % zout, deze zee 24 à 26 % en ook andere stoffen als zwavel en magnesium verpesten er het leven. We weten hoe dat gekomen is. Het was de straf van God over de zonden van Sodom en Gomorra.

Maar deze tempelbeek zal in de Dode Zee uitmonden en het water daarvan weer gezond maken, zodat de natuur in en rond het meer weer tot leven komt. Met veel bomen en veel vis.

Een dorre woestijn. Een kale vlakte. Een dode zee. Zo ziet de wereld er uit. Geestelijk zonder leven. Met geen enkele waarde voor Gods aangezicht, alleen die van verdere schuld en vervreemding. De zee is in de bijbel vaak symbool van de volken, het woeden en kolken van de zee symbool van de onrust en het geweld tussen de volken. Maar de zee der volken is bij alle onstuimigheid van schuimende golven dood. En die doodsheid is de vloek van God over het kwaad.

Ach, laten we maar naar ons zelf kijken. We moeten het ook van ons eigen hart dikwijls erkennen: een dorre woestijn, een kale vlakte, een dode zee. Bij alle kerkelijkheid weinig echt levend geloof. Bij alle contacten met elkaar weinig echte liefde. Bij het vele gepraat weinig gesprekken van hart tot hart. Bij het vele geklaag weinig klachten over onze zonden. Bij alle plezier misschien wel veel goedkope platte lol maar geen hartelijke vreugde in de Here en zijn verlossing. Er is veel leven maar meer in de zin van herrie dan dat er waarachtig gééstelijk leven is. We zijn zo dikwijls als een onvruchtbaar land dat dor en mat van droogte brandt. Een zee, waarin alles zo dood is als een pier. Het is goed om in het eigen hart te kijken, en er te ontdekken, hoe we er vóór staan bij God.

Maar hóe diep we ook in de afgronden en schuilhoeken van ons hart doordringen, geestelijk leven uit ons zélf vinden we er níet, zoals ook de Dode Zee onbeschrijflijk diep is, maar het water even zout blijft en het leven even onmogelijk. Een mistroostig landschap, het landschap van de in zonde liggende wereld, het landschap van uw en mijn leven buiten God. Een dorre woestijn, een kale vlakte, een dode zee. Tót de stroom van levend water er door gaat lopen. De Heilige Geest. Die wekt weer leven in een doods gebied. Dat blijkt allereerst uit de bomen, die aan beide oevers van de beek gaan groeien, ook in de onvruchtbare woestijn. En wie denkt dan niet aan psalm één. Wie zich blij verdiept in de wet van God, is als een boom, geplant aan stromend water. Vol vruchten en niet verwelkende bladeren.

En zo, Schrift met Schrift vergelijkend, blijkt ook, dat er geen tegenstelling is tussen Gods Woord en Gods Geest, ook niet tussen Gods wetten en Gods Geest. De Geest maakt ons gehoorzaam aan Gods Woord en Gods Woord verandert ons door de kracht van de Geest. Er is letterknechterij zonder de Geest. Er is geestdrijverij zonder het Woord. Maar het zijn allebei plantjes die verdorren. Je krijgt pas bomen aan het stromend water van Woord en Geest. Zijn wij zulke bomen, gevoed door Gods Woord, levend volgens Gods wet, verkwikt door Gods Geest? Blijven we overeind staan in de stormen van de tijd? Omdat onze wortels zich diep in de grond geboord hebben en daar water van de tempelbeek opzuigen? Genoeg om groot en sterk te worden?

Als de beek in de Dode Zee terecht komt, wordt het water daarvan gezond. Iedere seconde komt er 200 kubieke meter goed water in de Dode Zee, van de Jordaan, de Kedron, en andere riviertjes. 12.000 ton per minuut. En toch blijft de zee even zout en dood. Dat kan ook óns gebeuren. Dat we water genoeg toegediend krijgen. Jaar in, jaar uit. Massa's preken, bijbellezingen, meditaties, stichtelijke woorden. Maar het hélpt niet. We blijven er dezelfde onder. Tót dat water door het werk van de Heilige Geest echt water des lévens wordt. Dan is het bij ons niet meer de dood in de pot, maar maakt dat water ons gezond, levend. Dan wordt onze kerkgang anders, ons luisteren naar een preek, ons bidden en zingen, onze omgang met God en de medemens. Dan zijn we bij dat alles met een warm, levend geloof betrokken. En dan maakt de Geest ook van óns gebruik bij zijn leven wekkend en gezond makend werk.

Want de beek kwam uit de témpel, dus de Geest werkt via de kérk, de chrístenen. Dan zijn wij het levende water in de dode zee van de wereld. Dan werken we reinigend en zuiverend tussen cynische collega's op kantoor, ruige en vloekende collega's op de werkvloer, tussen gode vijandige wereldbeschouwingen in de politiek, onrechtzinnigheden in de kerk. Zijn we zo? Zuiver en smetteloos? Onbesproken kinderen van God te midden van een verdorven en ontaarde generatie, waartussen we schitteren als sterren? Staan we, net als de eerste gemeente, in de gunst bij het hele volk, omdat er een goede, opbouwende en zuiverende werking van ons uitgaat? Dat is het kenmerk of de Geest bij ons werkt.

En dat is de Geest van overvloed. Toen de dag van het Pinksterfeest vervúld werd. En de wind vervúlde het hele huis. En zij werden allen vervúld met de Heilige Geest. Hoe ziet Ezechiël in zijn visioen ook die overvloed! Aan beide oevers van de beek staan immers allerlei vruchtbomen. En in de zee zal het wemelen van vis in alle soorten, zoals in de oceaan. Zoveel, dat de vissers overal hun netten kunnen uitspreiden, van Engedi tot En-Eglaïm, van het uiterste zuiden tot het uiterste noorden van de zee. De Geest is niet karig, geeft niet mondjesmaat, maar zorgt voor een explosie van léven.

Doch wél alleen dáár, waar zijn stromen van levend water dóórdringen. In bepaalde moerassen en poelen aan de rand van de zee zal dat niet zo zijn. Die blijven vol staan met zout water. Daar heerst voor altijd de dood. Wat onheilspellend. Een vreselijke mogelijkheid. De Geest kan ons in zijn vrijheid ook voorbij gaan. We kunnen de Geest zó tegenwerken, zó bedroeven en uitblussen, zegt Paulus, dat Hij ons passeert. Dan is er geen redden meer aan. Ik hoop, dat wij nooit zó diep gezonken zijn in de moerassen en poelen van het kwaad, dat er geen nieuw leven meer mogelijk is.

Maar langs de beek zullen op beide oevers allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan de bladeren niet verwelken en de vruchten niet opraken. Elke maand zullen ze vrucht dragen, omdat het water uit het heiligdom stroomt. Hun vruchten zullen eetbaar zijn en de bladeren geneeskrachtig. Prachtige beelden van het machtige werk van de Heilige Geest. Wie die Geest ontvingen, zijn als bomen die altijd fris en groen zijn, nooit kaal. Ze zullen schoon zijn voor Gods aangezicht, net als de natuur op haar mooist en uitbundigst. En haar bladeren zullen een geneeskrachtige werking hebben. Wie de Geest ontvingen, zullen helend, genezend, gezond makend in hun omgeving werken. Alle verzieking zal door hen bestreden worden, de verzieking van haat, onrecht, losbandigheid, onverschilligheid, egoïsme, materialisme, jaloezie enzovoorts. En ze zullen elke maand vruchten dragen. Dus altijd door. Wie de Geest ontvingen, hebben een vruchtbaar leven. Ze brengen de vruchten van de Geest voort: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zelfbeheersing.

Wat een mooie droom, die van Ezechiël. Droomt u mee? En eens, eens leven we voor eeuwig aan de rivier van water des levens, helder als kristal, dat ontspringt aan de troon van God en van het Lam.

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4