De website van Arie Tromp


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   


Want bij U is de bron des levens.

Persoonlijke verwijzingen in de preek zijn verwijderd

Gemeente des Heren, beste bruid en bruidegom,

Daar kom je in deze tijd van inspraak natuurlijk niet onderuit. Om aan het bruidspaar te vragen of ze bepaalde wensen hebben met het oog op de trouwdienst. 't Is tenslotte hun dag vandaag en 't is de bedoeling, dat ze er hun leven lang met vreugde op zullen terugzien. En als dan bepaalde liederen worden genoemd, ach, dan lukt het wel om er een paar van in de liturgie een plaatsje te geven. Maar als het bruidspaar ook al over een thema heeft nagedacht en met een boek tevoorschijn komt vol meditatieve en poetische teksten, dan slaat je de schrik om het hart. Fijn, heel positief, dat ze er samen zo bewust mee bezig zijn geweest. Maar zul je aan hun verwachtingen kunnen beantwoorden? Want er bestaat nog steeds geen computerprogramma, dat, nadat je het geeft niet welk onderwerp of welke tekst ingetoetst hebt, binnen enkele seconden een complete preek aan je printer doorgeeft om op het papier te ratelen. Je moet er ook zelf wat inzien en het zien zitten.

En nu kwamen jullie met het thema: levend water. Eigenlijk heel uitdagend op 1 februari als we aan het dodend water moeten denken. Aan de watersnoodramp in 1953. Ook in de symbolische taal van de bijbel vind je die tegenstelling. Water is aan de ene kant beeld van de dood. Denk maar aan de metershoge golven van een zee, waarop het stormt of aan rivieren, die buiten hun oevers treden. Water is dan een kracht, die vernietigt, die chaos wekt, die het leven onmogelijk maakt, die ons naar de complete duisternis en afgrond toezuigt.

Maar water is aan de andere kant beeld van het leven. We kunnen niet lang zonder water, vooral niet in droge en warme gebieden zoals woestijnen. We drogen snel uit. We verliezen alle kracht. We voelen als het ware het leven uit ons wegvloeien. Echte dorst is een verschrikkelijke nood, iets afgrijselijks, lichamelijk en psychisch. En wat is water dan iets verrukkelijks. Je drinkt het met volle teugen. 't Is verfrissend en verkwikkend. Je levensgeesten en levenskrachten keren terug. 't Is echt levend water.

In een en dezelfde psalm, psalm 42, komen we beide tegen. De dichter schreeuwt het in zijn nood uit, dat al Gods baren en golven verstikkend, adem en leven benemend, over hem heen zijn geslagen en dat zijn ziel smacht naar God, zoals een hinde verlangt naar de waterstromen. Nu hoeven wij maar een van de diverse kranen in onze woningen open te draaien of we hebben water, maar in veel gebieden is dat nog anders, en dat was het ook vroeger in Israel. Men moest soms uren naar een bron lopen om water te putten. Want niet overal waren bronnen en niet alle bronnen gaven ook echt drinkbaar en gezond water. En als de bron opdroogde, was het leed niet te overzien. Leven van mens en dier was er inderdaad totaal afhankelijk van. Geen wonder, dat deze waterbronnen ook vaak bronnen waren van schandelijke uitbuiting en ruzie tussen de mensen. Kortom, we begrijpen, dat deze waterbronnen ook echt levensbronnen waren.

En nu belijdt David, de dichter van psalm 36, tegenover God: want bij U is de bron des levens. En ik hoop, bruid en bruidegom, dat jullie hem dat na mogen zeggen, en het in je verdere leven mogen blijven zeggen, vooral gezien het feit, dat jullie zelf dit thema hebben voorgesteld. Ik hoop, gemeente, dat we hem dat allemaal mogen nazeggen. Als een heerlijke geloofsbelijdenis en lofprijzing: want bij U is de bron des levens.

Bij U. Misschien denken we in eerste instantie aan allerlei andere dingen en niet aan God als we aan de bronnen van ons leven denken. We denken aan onze ouders. Als we naar de bronnen, de oorsprongen van ons eigen leven teruggaan, dan komen we hen toch in het bijzonder tegen. Alleen al louter biologisch. Zij hebben ons verwekt en gebaard. Zij hebben ons zo het leven geschonken. Maar ook in heel veel andere opzichten. Sociaal en psychisch. Zij hebben ons, toen ons leven nog zo pril en teer was, liefdevol verzorgd. Zij hebben ook in de opvoeding het leven voor ons ontsloten, ons wegwijs in het leven gemaakt. Zij hebben ons zo op het volle leven voorbereid. Dat kennen we eigenlijk al een poosje, maar wordt nu heel duidelijk zichtbaar, nu we echt het ouderlijk huis verlaten. Wie denkt niet vaak terug aan zijn ouders? Aan alles wat hij in zijn jonge jaren van hen heeft meegekregen? Wie denkt daar niet in het bijzonder op de trouwdag aan terug, als toch een mijlpaal wordt gepasseerd en van de jeugd in het ouderlijk huis afscheid wordt genomen? Denken we terug naar de bronnen en oorsprongen van ons leven, dan denken we onherroepelijk aan onze ouders. Blij om en dankbaar voor wat zij ons geschonken hebben.

En toch, wie gaf ons uiteindelijk het leven? Wie zegende onze ouders met kinderen? Wie gaf ons hen als vader en moeder? Wie gaf ons uiteindelijk de liefde, bescherming, zorg, toewijdinq, ondersteuning, raad, die wij van onze vader en moeder ontvangen mochten? Toch de Here God! De Schepper van hemel en aarde. Ook de Schepper en Onderhouder van ons leven. Achter de liefde van onze ouders mogen we zijn liefde zien, achter hun zorg zijn zorg, achter hun opvoeding zijn opvoeding tot het leven. Here, uiteindelijk is bij u de bron des levens.

We kunnen ook in elkaar de levensbron zien. Want als je echt van elkaar houdt, dan zeg je tegen elkaar: dank zij jou leef ik pas echt, en dan beleef je dat ook zo. Je vindt geluk bij de ander. Je vindt steun en troost bij de ander. Je vindt begrip en vertrouwen bij de ander. Je vindt vreugde en genot bij de ander. Je kunt je eigenlijk geen leven zonder de ander voorstellen. En daarom wil je ook verder met elkaar leven. Je man, je vrouw, is voor jou de levensbron, waaruit je met vreugde schept, waaraan je je levensdorst lest, waarvan je drinkt met volle teugen. Ik hoop, dat jullie zo ook elkaar mogen zien en elkaar mogen ervaren. Jij bent mijn leven. Bij jou leef ik op en zonder jou zou ik dood gaan van verdriet.

Ook in de bijbel wordt ons beeld zo gebruikt. Koning Salomo doet dat. Ten eerste in het boek Spreuken. Uw bron zij gezegend. Verheug u over de vrouw van uw jeugd. Met andere woorden: dat de ander de bron van het ware levensgeluk voor je mag zijn. En hij voegt er op even dichterlijke wijze de waarschuwing aan toe om niet in overspel de liefde aan een vreemde weg te geven of bij een vreemde te zoeken. Drink water uit uw eigen regenbak en welwater uit uw eigen bronput. Moeten uw bronnen op straat overstromen en uw waterbeken op de pleinen? Ten tweede komen we ons beeld in Salomo's Hooglied tegen. Als bruidegom bezingt hij de schoonheid van zijn bruid en het levensgenot, dat hij van haar ontvangt. En aan het eind van zijn lied is hij zo in vervoering geraakt, dat hij het alleen maar uit kan roepen: fontein der hoven, beken van de Libanon, bron van levend water.

En toch, wie gaf ons uiteindelijk aan elkaar? Wie deed ons elkaar ontmoeten? Blijkens jullie kaart was 't bij jullie in een vakantie. Menselijk gezien puur toeval, niet? Goddelijk gezien, leiding, besturing. Een slimme zet met een knipoog van boven. Wie zorgde er voor, dat de vonk van de verliefdheid oversloeg? Wie stond er op de achtergrond van die groei in de liefde, die groei naar elkaar toe? Dat samen bezig zijn in alle dingen, ook in de dingen van het geloof? Toch niemand anders dan God alleen? Want bij U is de bron des levens.

En zo kunnen we ook nog wel aan andere dingen denken. Aan onze bron van inkomsten bijvoorbeeld. Waardoor we ons huis konden inrichten. Waardoor we in ons dagelijks levensonderhoud kunnen voorzien. Waardoor ons huwelijk een financiele basis heeft, want die moet er toch ook zijn. Maar wie geeft ons de gezondheid om te werken, de gaven van hoofd, hart en handen om te werken? Wie geeft ons de welstand in onze samenleving, waardoor ons werk genoeg verdiensten oplevert? Toch niemand anders dan God alleen? Want bij U is de bron des levens. Alles is te herleiden op God, terug te voeren tot God. Alles komt van Hem vandaan. Stroomt uit Hem ons toe. Hij is de onuitputtelijke bron, waaruit wij putten mogen om echt te leven.

Dat was ook de ervaring van David, de dichter van psalm 36. Juist in een tijd van grote nood en zorgen. Over welke periode in zijn leven hij het heeft is niet duidelijk en doet er ook niet zoveel toe. Maar in ieder geval maken zijn tegenstanders hem het leven zuur. 't Zijn pure goddelozen. Rebels doen ze wat goed is in hun eigen ogen en houden ze met God geen rekening. Ze weten niet, wat de ware vreze des Heren is, een leven naar Gods wil. Ze zitten vol onrecht en haat: Hun woorden zijn vol onheil en bedrog. Ze laten na verstandig en goed te handelen. En David heeft heel wat met hen te stellen. 't Scheelt niet veel, of ze zijn hem voorgoed de baas. Waaruit we kunnen opmaken, dat wij mensen niet altijd een bron van leven voor elkaar zijn. Een bron van levensgeluk en levensvreugde. Maar dat wij elkaar wel eens het leven zuur kunnen maken, ja elkaar zelfs naar het leven kunnen staan. En dat heeft blijkbaar te maken met onze zondigheid en goddeloosheid, ons gebrek aan geloof en aan vreze des Heren. En daar kunnen we allemaal mee in aanraking komen. Daar kunnen jullie ook in je huwelijksleven mee in aanraking komen. Dat je in deze soms harde maatschappij tot je verdriet moet bemerken, dat er mensen zijn, die je vertrouwen beschamen, die jaloers op je zijn, die je dwars zitten, die je benadelen, die je pijn en verdriet doen. Onbewust of met heel boze opzet. Je leven wordt er armer door, minder onbezorgd en vrolijk. 't Kan zelfs zijn, dat je ongewild en onbedoeld elkaar een poosje het leven moeilijk maakt. Want zo'n nauwe band als het huwelijk is, is teer en gevoelig. Door allerlei omstandigheden kan er toch even een kink in de zo stevige huwelijkskabel komen. Je begrijpt de ander niet. Je kunt het niet eens zijn met wat de ander doet. Er ontstaat wat wrijving en wrevel, wat vervreemding en verwijdering. Je kunt je daardoor niet meer aan elkaars bronnen laven. 't Leven wordt er even minder fijn door.

't Hoeven ook niet per se mensen te zijn, 't kunnen ook omstandigheden zijn. Tegenslag in het werk en de verdiensten. Tegenslag in gezondheid. Ook dan putten we wat minder water uit de levensbron en komen we in een situatie van levensdorst, van verlangen en heimwee naar het volle levensgeluk. En wat moeten we dan doen? Hetzelfde als David deed. In zijn nood neemt hij tot God zijn toevlucht. Hij bidt: laat de trotse voet over mij niet komen, noch de hand der goddelozen mij doen vluchten. Hij neemt ook heel letterlijk zijn toevlucht in Gods huis. Hij zoekt daar asiel, een vrijplaats tegen zijn vijanden. Hij ziet de uitgespreide vleugels van de cherubs, de engelen, die in de tempel op de ark staan, als symbool van de bescherming, die de Here aan zijn kinderen biedt. Daarom schuilen de mensenkinderen in de schaduw van uw vleugelen. En daar, in Gods huis, in Gods nabijheid, daar stroomt het volle leven ook weer bij David naar binnen. Daar ervaart hij het en zingt hij het dan ook uit: Here, hemelhoog is uw goedertierenheid. Uw trouw reikt tot de wolken. Uw gerechtigheid is als hoogste bergen. Mens en dier verlost Gij, Here, en de mensenkinderen laven zich aan het vette van uw huis. Gij geeft ze te drinken van de stroom van uw liefelijkheden. Want bij U is de bron des levens.

Dat is Davids heerlijke ervaring, waarvan hij moet zingen. Dat de Here ons van zijn liefde en goedheid doet opleven. Dat we in zijn nabijheid pas werkelijk weten wat leven is. Dat er uit zijn bron stromen van kracht, stromen van warmte, stromen van vrede en geluk naar ons toevloeien. En daarom, doe als David, wanneer jullie onverhoopt tegenwerking en tegenslag in jullie huwelijk krijgen. Neem dan tot God de toeviucht. Zoek het überhaupt dicht bij Hem. In tegenspoed en voorspoed. Elke dag opnieuw. Put steeds uit de levensbron bij God. Door dagelijks Hem op te zoeken in het gebed, in de lezing en overdenking van zijn Woord. Zorg in dit opzicht voor een goed huiselijk gebruik, een huisliturgie. Put uit die bron door goede contacten met medegelovigen. 'k Ben blij, dat jullie dat ook gedaan hebben door trouw de Jonge Kerk te bezoeken en dat jullie te kennen hebben gegeven, dat in ieder geval dit seizoen nog te blijven doen. Put uit die bron door goede kerkgang. Want hier, in Gods huis, krijgen we in 't bijzonder te drinken van de stroom van Gods liefelijkheden. Hier mogen we ons laven aan het vette, het overvloedige van Gods huis. Hier mogen we opleven van de boodschap over zijn vergeving, zijn troost, zijn liefde en trouw. Hier kan het vooral zo heelijk beleefd worden: God is de bron, de klare wel, springader voor heel Israel, uit Hem vloeit louter zegen. Ja, bij deze God kunnen we al onze levensdorst lessen, onze dorst naar liefde, goedheid, vrede, rechtvaardigheid, geluk.

Wat dom en dwaas toch eigenlijk om aan Hem voorbij te gaan. Om, zoals God het zelf tot Israel zei bij monde van Jeremia, Hem, de bron van levend water te verlaten en je zelf gebroken bakken uit te houwen, die geen water houden.

Maar als we mogen belijden: want bij U is de bron des levens, dan denken we als christenen natuurlijk niet alleen aan God de Vader, maar ook aan God de Zoon. Aan de Here Jezus Christus. Hij is immers naar de aarde gekomen om ons dat ware leven te schenken. Hij is de weg, de waarheid en het leven, wat wil zeggen: de ware weg naar het ware leven. Hij heeft het zelf gezegd tot de Samaritaanse vrouw: ieder die van het water uit deze put drinkt, zal weer dorst krijgen, maar wie gedronken van het water, dat Ik hem geven zal, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven. Hij heeft het ook tot de Joden gezegd op het Loofhuttenfeest: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke. Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.

En dan horen we dus ook, dat al wie zich laaft aan de bron van levend water, die de Here Jezus voor ons wil zijn, ook zelf zo'n bron voor anderen mag worden. Door het werk van de Heilige Geest. En dan is de cirkel rond. Dan zijn we eigenlijk weer bij wat we al besproken hebben. Dat we ook voor elkaar de levensbron kunnen zijn. Als ouders voor kinderen. Als man en vrouw voor elkaar. En ook in allerlei andere verbanden. Maar het is dan wel heel anders en rijker. Het is dan christelijk gevuld. Het komt dan voort uit ons geloof in Jezus en uit het werk van de Heilige Geest. Wat is het een zegen om elkaar zo rijk en gelukkig te mogen maken door God. En eens zullen de bozen en goddelozen amechtig neerliggen. Daar zijn de bedrijvers van ongerechtigheid gevallen. Ze zijn neergestoten en kunnen niet opstaan. Maar voor hen die ten einde toe het geloof hebben volgehouden, zal de heerlijke belofte gelden van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. En als God die belofte uitspreekt tot Johannes op Patmos, voegt Hij er aan toe: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega. Het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des leven om niet. Want God is de zin van wat wij zijn, de hartsfontein, die water geeft dat leven is voor al wat leeft. Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4