De website van Arie Tromp

afhaken kinderen
Kerkverlating

WANNEER KINDEREN AFHAKEN

1. INLEIDING

't Is geen overbodige luxe om hierover na te denken met elkaar. Want jongeren verlaten massaal de kerk en zeggen ook massaal het geloof vaarwel. Landelijke onderzoeken tonen dat heel duidelijk. In 1947 was 15 % van de jongeren buitenkerkelijk. In 1971, dus 24 jaar later 25 %. Er was dus in bijna een kwart eeuw 10 % bijgekomen. Maar in 1988 was het 62 %. 17 jaar later was er dus 37 % van de jongeren bijgekomen. Een griezelig snelle stijging. En dat zal zich tussen 1988 en nu ongetwijfeld hebben voortgezet.

Daar komt bij, dat vroeger het percentage onkerkelijkheid bij alle leeftijdsgroepen ongeveer gelijk was. Nu is dat bij de jeugd tweemaal zo hoog als bij andere leeftijden. Als deze ontwikkeling zich doorzet bij het verschuiven van de generaties, dat blijft er maar een kleine kerk over.

Maar we moeten niet alleen naar het aantal gelovigen kijken, ook naar wat het geloof voor de mensen betekent. Dan zie je ook een neergaande lijn. In 1966 vond 17 % van de mensen een sterk geloof als 't belangrijkste in het leven, 35 % vond dat een goede gezondheid dat was. Nu is nog maar bij 4 % een sterk geloof nummer één en gezondheid bij 50 %. Een duidelijke verschuiving. De mens is meer gericht op zijn lichaam dan op zijn ziel, op het leven hier dan op het leven hierna.

Dat gaat ook onze gemeente niet voorbij. We mogen dankbaar zijn dat nog zoveel jongelui bij onze gemeente betrokken zijn. We zien ze in de kerk, in de Voorhof. Maar er zijn er ook genoeg geruisloos afgehaakt. En die zien we niet meer. Laat het niet zijn: uit het oog uit het hart. Vooral omdat we ons pastoraal nog voor hen verantwoordelijk weten, maar ook omdat onze pastorale zorg naar hun ouders hoort uit te gaan.

Want die zitten vaak met allerlei gevoelens in de knoop.


2. GEVOELENS VAN DE OUDERS

We willen daar allereerst wat nader op in gaan.

Want het doet ouders meestal erg verdriet, wanneer kinderen niet volharden in het geloof, waarin ze hen hebben opgevoed.

Allereerst is er ONBEGRIP. Ze begrijpen het eenvoudig niet. Er is in huis toch altijd met liefde over de kerk gesproken. Vader was misschien zelfs ouderling. Moeder ging hun in allerlei zaken voor in 't geloof. Men deed z'n best de belofte bij de doop gedaan waar te maken, als was 't met vallen en opstaan. Waarom doet mijn kind dit dan? Wat heb ik verkeerd gedaan? Vaak is 't zo, dat kinderen, die samen precies dezelfde opvoeding hebben genoten, toch later verschillende wegen gaan. Waarom blijft de een de kerk trouw en de ander niet? Wat zit daar voor raadsel achter? Je komt er niet uit.

Daar is vooral ook het gevoel de kinderen te VERLIEZEN. Je raakt je kinderen geestelijk kwijt. En dat betekent heel wat. Ze verliezen aan de dood is heel verschrikkelijk, maar dan kan er de troost zijn dat het kind heel goed weet, dat het naar de Here Jezus gaat en daarvan getuigt. Maar ze verliezen aan de wereld, ze geestelijk verliezen, is ook zwaar. En ook dat is een soort rouwproces met alle gevoelens van dien.

Zeker, je hebt ze nog. Ze komen trouw op bezoek. Er is veel dat jou met hen verbindt. Maar toch heb je ze niet meer in het hoogste en diepste van het menselijk bestaan. Leef je in twee verschillende werelden. Ze zijn vlees van jouw vlees, maar niet meer ziel van jouw ziel.

Je voelt een geestelijke verwijdering. Dat is bijvoorbeeld goed te merken, als je bijzondere dagen en bijzondere momenten met je kinderen doorbrengt, je bijvoorbeeld bij ze logeert, en ze niet meer dezelfde gebruiken blijken te hebben als jij, zoals bidden en bijbellezen aan tafel, kerkgang, de manier van de christelijke feestdagen vieren. Je bent op die punten uit elkaar gegroeid en dat doet pijn.

Daar komen natuurlijk ook de SCHULDGEVOELENS bij. 'k Heb het vast verkeerd gedaan in de opvoeding. Je hebt het gevoel op een essentieel punt in het leven - want dat is de opvoeding toch? - gefaald te hebben. En we weten dan ook altijd wel weer fouten te vinden, ook al hebben we 't vergeleken met anderen misschien nog zo goed gedaan. Want we schieten altijd wel ergens in tekort. En dat gaat zwaar op ons geweten drukken, als kinderen afhaken. Zeker zijn er meer factoren te noemen, waarom kinderen de kerk loslaten. We komen daar nog op. Maar ouders zijn toch vaak geneigd om de schuld bij zichzelf te zoeken.

Hadden we onze kinderen strenger moeten aanpakken? Ze minder vrij moeten laten in allerlei dingen? Of hebben ze we juist te streng christelijk opgevoed, waardoor ze er een aversie tegen gekregen hebben? Heb ik het te veel in het materiële gezocht? Heb ik te weinig met ze gepraat? Ben ik te gesloten geweest?

En wat een ZORGEN maak je je over je kinderen die de kerk loslieten. Zorgen vooral om hun eeuwig lot. Zijn mijn kinderen voor God verloren? Mijn kinderen, van wie ik zoveel houd? De schrik slaat je om het hart. Je durft er niet aan te denken.

Daar komen ook SCHAAMTEGEVOELENS bij. Je schaamt je tegenover anderen. Tegenover je eigen ouders. Tegenover de dominee, de ouderling, de kerk.

De pijn, onkerkelijke kinderen te hebben, is extra erg tegen het licht van de FIJNE HERINNERINGEN. Je bracht ze op de crèche. Daar speelden ze met speelgoed, dat ze thuis niet hadden. Daar hadden ze plezier met andere kinderen. Ze gingen naar de kindernevendienst. Ze zeiden iets op, zongen iets in kinderdiensten. De dominee was hun grote vriend. Maar op catechisatie ging het al wat moeilijker. Na 1 of 2 jaar haakten ze af. Op een goeie, kwaaie dag hielden ze de kerk helemaal voor gezien. Alles was daar even waardeloos. Zelfs jeugddiensten met harde muziek. Op christelijke scholen hadden ze leerlingen om zich heen waarvan de meerderheid niet naar de kerk ging. Ze wilden zelf daarom ook niet weten, dat ze nog naar de kerk gingen. Kerkgang gebeurde zo met tegenzin. Tot ze echt afhaakten. Wat een negatieve ontwikkeling. Eerst die geweldige kerk, later die waardeloze kerk. Je weet als ouders er geen weg mee.

Daar komt de LIEFDE waarmee je als ouders je kinderen 't allerbeste gunt. Je wilt dat het goed met ze gaat. Je gunt ze gezondheid, goed werk, een goed inkomen, een gelukkig huwelijk. Je voelt je rijk als je dat in hun leven vervuld ziet worden. Maar je gunt ze bovenal het geluk van tijd en eeuwigheid bij God en de Here Jezus. Vooral als je zelf zoveel kracht en troost uit het geloof mag putten temidden van alles, wat je in het leven overkomt. En zelf heb je daar de kerk voor nodig. Via de kerk word je verder geholpen op de weg van geloven, hopen en liefhebben. In je geloven neemt de kerk een centrale plaats in. En als de kinderen de kerk dat niet meer nodig hebben gaat die gunnende liefde met veel pijn gepaard.

't Maakt alles nog moeilijker als je met deze vragen alleen zit, omdat je je partner hebt verloren. Door de dood of na een echtscheiding. Je staat er alleen voor. Je kan 't niet met elkaar bespreken. En na een echtscheiding is het schuldgevoel soms extra groot. Want spanningen in het huwelijk van kerkelijke ouders kan ertoe leiden dat kinderen 't geloof voor gezien zagen.

Ook kan je met een buitenkerkelijke man of vrouw zijn getrouwd. Wat de geloofsopvoeding betreft stond je er alleen voor. Kinderen hadden niet alleen jou als voorbeeld maar ook hun andere ouder. En dat voorbeeld volgden ze wel, 't jouwe niet. Was de basis van het huwelijk eigenlijk al verkeerd en zijn de kinderen er de dupe van geworden?

En als er kleinkinderen komen, komt er nieuw verdriet bij, als je merkt, dat ze geen christelijke opvoeding krijgen. Je zou hen zoveel willen vertellen en leren over Jezus en 't geloof, maar dan kom je tussen hen en hun ouders en dat wil je ook niet graag.

En 't is vaak ook een extra last, dat de kerk voor je gevoel zo weinig aandacht aan deze problemen besteedt of zelfs met harde oordelen komt. Precies meent te weten wat je fout hebt gedaan in de opvoeding.

Je kunt de kerk ook in andere opzichten verwijten maken. De kerk heeft altijd te weinig voor de jeugd gedaan. Er was altijd ruzie over aantal jeugddiensten en wat er wel of niet in mag, over de opvang van jongeren in een jongerensocieteit en wat er wel en niet in mag. Soms worden de gevoelens van frustratie al of niet terecht op de kerk afgereageerd.

Er zijn veel ouders, die dit probleem volstrekt niet van zich af kunnen zetten. Ze kunnen de andere weg van hun kinderen niet accepteren. Je hoort ze dan zeggen: Elke dag bid ik God, dat Hij onze kinderen de ogen wil openen. Elke zondag zien we een leeg plekje in de kerk en is daar dat pijnlijke gemis. Eigenlijk verknalt het de sfeer. We kunnen er niet in berusten dat dit de weg van onze kinderen is.

Sommige gezinnen verkeren in de fase van onderhandelen. Van geven en nemen. Laten we afspreken dat we om de andere zondag naar de kerk gaan. Laten we afspreken: je hoeft niet naar de catechisatie, maar wel naar de kerk. Of omgekeerd.

Anderen komen tot een zekere berusting. Ach, wat moet je als je kinderen ook in andere zaken zelfstandig zijn? Op dit moment kunnen we er weinig meer aan doen. We moeten het verder maar in Gods hand leggen.

Of er blijft bij alles toch hoop en vertrouwen, dat het een keer goed zal komen. Ze moeten door wat wilde en onrustige jaren heen. Later zullen ze vast de geestelijke bagage die ze hebben meegekregen wel weer gaan waarderen.


3. FACTOREN VAN DE KERKVERLATING DER JONGEREN


't Is goed om ons te realiseren, wat er allemaal een rol kan spelen in het proces van kerkverlating. Daarbij noem ik drie levensgebieden: het gezin, de kerk, de wereld.

Allereerst het GEZIN. Soms zijn ouders inderdaad te streng geweest en dat op een verkeerde, wettische manier. De kinderen hebben in de opvoeding alleen maar het idee gekregen dat geloven een kwestie is van je houden aan diverse plichten, zonder dat de bedoeling van die plichten duidelijk was. Denk aan heel strenge zondagsheiliging. Dat tot isolement leidde. Dat kinderen vervreemdde van leeftijdgenoten. Dat bij hen de indruk wekte, dat God dienen alleen maar saai en vervelend was.

Soms hebben ouders hun kinderen ook te vrij opgevoed. Ze hebben ze uit angst allerlei op te dringen toch te weinig meegegeven. Ze hebben gewoon te weinig aan de christelijke opvoeding gedaan door er te weinig tijd aan te besteden. 't Was zo druk in de zaak.

Misschien is de geloofsoverdracht alleen maar kennisoverdracht geweest. Er is intellectuele bagage aan de kinderen gegeven zonder dat het gevoel en het hart erbij te pas kwam. Er was geen sfeer van geborgenheid en liefde in het gezin waarvan het christelijk geloof de bron was.

Of de kinderen hebben aan de ouders onvoldoende de praktische konsekwenties van het geloof afgelezen. Het verband tussen zondag en maandag. De wereld van het geloof bleef voor hen een aparte wereld, omdat dat bij de ouders ook zo was.

Er is niet één lijn in de opvoeding getrokken omdat de ouders geestelijk niet op hetzelfde spoor zaten.

Ook kan er bij het kind zelf iets gebeurd zijn, waardoor er al vroeg in het leven iets knakte tussen God en haar of hem. Ze zijn in een gevoelige leeftijd zo fundamenteel geschokt in hun vertrouwen, dat God voor hen onbestaanbaar is geworden. Dat kan de dood van een vriend of vriendin zijn geweest, de dood van een vader of moeder. De indruk van de ellende die je allemaal op de t.v. ziet. Bij veel kinderen in een tere leeftijd hebben de beelden van de Golfoorlog bijvoorbeeld diepe indruk gemaakt.

Soms kan het karakter ook een belemmerende factor zijn. Men denkt erg logisch en exact. Of juist erg praktisch. Men is niet sterk in praten en discussiëren, heeft weinig verbeeldingskracht.

Maar ook de KERK kan een negatieve factor zijn geweest. De kinderen hoorden er een taal die ze niet verstonden. Ze herkenden er niet hun eigen werkelijkheid, hun dromen en idealen, hun spanningen en frustraties. Ze werden nooit op hun nivo aangesproken. Ze hoorden er eigenlijk voor hun gevoel niet bij. Ook al niet wat de kerkliederen betreft.

De catechese wordt op een droge dorre manier gegeven. Spreekt ze niet aan. Ze krijgen er niets mee voor hun leefwereld van elke dag.

Later, in hun recalcitrante jaren, vonden ze de kerk misschien te burgerlijk, te veel deel uitmakend van de gevestigde orde. Ze wilden zich daar uitdagend tegen verzetten, op zoek naar wat anders.

Maar de WERELD is in deze moderne tijd vooral een sterke zuigkracht van de kerk vandaan. De kinderen komen in een onkerkelijk sociaal netwerk terecht. Hun vrienden en kennissen houden hen van de kerk af. Want hun sfeer is a-religieus. Ze vinden geloof en kerk achterlijke zaken. Ze spotten ermee. En als kinderen in een leeftijd zijn, waarin ze erg open voor invloeden van buiten zijn, is dat heel gevaarlijk. Ze krijgen mogelijk ook verkering met een onkerkelijke vriend of vriendin.

De hele westerse cultuur, waarin wij leven is een belemmering om te geloven, en om ervaringen met God te hebben. Ik noem het transcendentieverlies. Er is geen belangstelling meer voor wat boven deze zichtbare wereld uitstijgt. We zien God, de Onzienlijke, niet meer met de ogen van onze ziel. Want we zijn verblind door de wetenschap en de techniek. Jongeren groeien op in een gesloten wereld, waarin de wet van oorzaak en gevolg 't een en al is. En waarin voor wonderen en daardoor ook dikwijls voor de verwondering geen plaats is.

Er begint enige kentering in te komen. Het transcendentieverval roept reacties op. Men strekt zich weer wat meer uit naar wat het zintuiglijk en wetenschappelijk constateerbare overstijgt. Men is op zoek naar heelheid en harmonie temidden van het fragmentarische. Er komen misschien nieuwe kansen. Maar voorlopig worden die kansen 't beste benut door bijvoorbeeld de New Age beweging en wint de kerk er niet bij.

Ongelovig worden is vaak een sluipend proces onder de invloed van de tijdgeest, en dat niet alleen bij jongeren, ook bij veel ouderen.

Geloven doe je vooral met elkaar, doe je in groepen en gemeenschappen. Je wordt door de gelovige gemeenschap gedragen en naar de volwassenheid geleid. Maar die gemeenschappen zijn er haast niet meer. Misschien is er nog in heel zware kringen een christelijke subcultuur, maar ook daar dringt de moderne wereld in door. De zuilen zijn weggevallen.

De jeugd wordt ook overspoeld door alle mogelijke informatie via de media, vooral de t.v. Informatie over een godloze cultuur, over aanhangers van andere godsdiensten. Informatie, die ze in de verleiding brengen het christelijk geloof te relativeren.

Verder is het leven erg verbrokkeld. 't Bestaat uit aparte hokjes als school, werk, thuis, vrije tijd. En in de meeste hokjes speelt het geloof nauwelijks een rol of helemaal geen. Zo komt het geloof bij jongeren al gauw op de achtergrond.

We leven ook in een wereld, waarin alle vormen van gezag zijn afgezwakt. Ook het ouderlijk gezag. Dat ouders met gezag de waarheid verkondigen en dat naar hen geluisterd wordt, ze gehoorzaamd worden, is al gauw niet vanzelfsprekend. Onze cultuur hecht juist grote waarde aan de eigen vrijheid van het individu, ook het jonge individu. De vrijheid zelf de richting van zijn leven te bepalen.

Zo is er een heel netwerk van factoren, die een sterke zuiging op de jongeren uitoefenen. Een zuiging van de kerk af.


4. PASTORALE OMGANG MET OUDERS MET DEZE PROBLEMEN


Hoe moet nu onze houding zijn tegenover de ouders, die deze problemen in hun gezin hebben?

Allereerst moet het een luisterende houding wezen. Je moet ze alle gelegenheid geven hun verhaal te doen, hun gevoelens van pijn en verdriet te uiten. 't Is goed om je echt in te denken wat ze allemaal voelen en met ze mee te leven. Zeg het ook maar eerlijk als je in 't zelfde schuitje zit. Om duidelijk te maken dat deze problemen ook niet altijd aan de gezinnen van ambtsdragers voorbij gaan. Zelfs niet aan de gezinnen van dominees. In Krimpen aan de Lek woont een puur onkerkelijk geworden zoon van een predikant die daar heeft gestaan. Hij liet zelfs zijn kinderen niet meer dopen. En dat is niet het enige voorbeeld.

't Is ook belangrijk om wat af te tasten hoe de gezinssituatie is. De maatschappelijke positie van de ouders. Hun opleiding en die van de kinderen. Hun eigen kerkelijke betrokkenheid. Zijn er naast de kerkverlating door de kinderen nog meer opvoedingsproblemen of niet?

Verder moet je proberen te ontdekken in welke fase van verwerking de ouders verkeren. Grof gezegd kun je de volgende fasen onderscheiden. Eerst wordt het ongenoegen van de kinderen over de kerk en de weerstand om naar de kerk en de catechisatie te gaan genegeerd, niet serieus genomen. Want je wilt het niet graag zien. Je denkt: 't gaat wel over. 't Is tijdelijk. Gewoon niet op reageren. Maar als het toch wat langdurige en ernstige vormen gaat aannemen, worden veel ouders verontwaardigd en boos. Hun oudertrots wordt gekrenkt. Ze proberen het getij te keren door hard in te grijpen, de kinderen extra streng aan te pakken, wat meestal averechts werkt, omdat de kinderen de leeftijd krijgen waarop dat niet meer kan. Daarna krijg je de fase van onderhandelen, van afspraken maken met de kinderen. Laten we afspreken, dat je bijvoorbeeld eens per 14 dagen naar de kerk gaat. Verder laten we je vrij. Zo probeert men te redden wat er nog te redden valt. Maar 't gaat in wezen om regeltjes, om de oppervlakte. 't Gaat voorbij aan het feit, dat de kinderen eigenlijk al lang van de kerk afscheid namen. Tenslotte geven de ouders hun kinderen maar de vrijheid. Ze geven met tegenzin de strijd op. Bang ze anders helemaal te verliezen. Toch nog stiekem hopend op terugkeer van hun kinderen naar de kerk. Daarbij voortdurend in de onzekerheid: zeg ik te veel, waardoor ze straks misschien niet meer thuis blijven of niet meer thuis komen? Zeg ik te weinig, want ik blijf toch verantwoordelijk voor hen?

't Is ook belangrijk om heel goed om te gaan met de schuldgevoelens, die de ouders hebben. Doe ze niet nog meer pijn door precies te zeggen welke fouten er vaak bij de christelijke opvoeding worden gemaakt. Ze weten zelf veel beter dan u, waarin ze gefaald hebben. Ze hebben geen kerk nodig die vanuit de hoogte een oordeel over hen uitspreekt, maar die hen draagt en ondersteunt. Denk er maar aan hoe Jezus met tollenaren en zondaren omging. Hen oordeelde hij niet hard, maar Hij was hun vol barmhartigheid zeer nabij en vergevingsgezind. Zijn harde oordeel was juist over de farizeeërs, die zelf zo vlot en hard over anderen konden oordelen en zichzelf rechtvaardigden.

Maar aan de andere kant. Ga de schuldgevoelens, als ze worden uitgesproken, ook niet bagatelliseren, niet wegwuiven. Als men zegt naar 't eigen gevoel fouten te hebben gemaakt, ga dat niet goed praten. Ach, 't lag niet aan jullie, maar aan de slechte invloeden buiten het gezin. Daar los je niets meer op. Dat is ook niet bijbels. Bijbels is om samen met elkaar de schuld te belijden. Dat we allemaal fouten maken, verkeerde wegen bewandelen. Dat we zo allemaal ons zelf en elkaar verwonden. Op allerlei terrein. Ook dat van de opvoeding. Dan komt er ook ruimte om over Gods genade en vergeving in de Here Jezus te spreken. Zeker ook een genade en vergeving voor ouders die een zware last op hun geweten voelen drukken, omdat ze inderdaad bijvoorbeeld te streng en te wettisch zijn geweest, inderdaad heel goed weten zelf meer het verkeerde dan het goede voorbeeld aan hun kinderen gegeven te hebben.

En behalve op Gods vergeving mogen we op nog meer zaken wijzen, die de bijbel ons aanreikt.

Ik noem de gelijkenis van de verloren zoon. Hoe opvallend is de houding van de vader in die gelijkenis. Hij wordt niet boos. Hij scheldt zijn zoon niet de huid vol. Hij houdt zijn zoon niet gevangen. Maar hij laat hem los, respecteert diens wil en plannen, al geeft het hem verdriet. Doch hij staat wel op de uitkijk als zijn zoon terugkeert, gaat hem tegemoet, kust hem en aanvaardt hem weer helemaal. Zo is en doet de hemelse Vader. En daar mogen aardse vaders en moeders een voorbeeld aan nemen als aardse zonen en dochters verloren dreigen te gaan.

We mogen ook wijzen op Gods trouw. Paulus schrijft aan Timotheus (2 Tim. 2:12 en 13): Indien wij Hem zullen verloochenen, zal ook Hij ons verloochenen. Dat is de ene kant. De kant van de vergeldende gerechtigheid. Dat moet ons voor afdwalen bewaren. Maar daarna staat: Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet. Dat betekent, dat afdwalers altijd terug mogen komen. Hij zegt nooit: nu hoeft het van mijn kant niet meer. Je hebt me inmiddels teveel teleurstellingen bezorgd.

We kunnen erop wijzen, dat het God zelf eigenlijk nooit anders is vergaan met ons mensen als wij met onze afvallige kinderen, maar Hij toch aan zijn verbond vasthield. Er staat in Jesaja 1 : 2 dat God tegen Israël zegt: Ik heb kinderen groot gebracht en opgevoed, maar ze zijn van Mij afvallig geworden. God kent het verdriet, de teleurstelling van de ouders. Maar Hij houdt vast aan zijn verbond. Ook aan zijn verbond met dat eigenzinnige Israël. Zelfs met het Israël dat zijn Zoon niet als de Verlosser heeft erkend, maar heeft gekruisigd. Want ook met het oog op dat Israël schrijft Paulus in Romeinen 3: als sommigen ontrouw geworden zijn, zal dan hun ontrouw de trouw Gods te niet doen? Volstrekt niet.

We mogen vertellen, dat de doop een enorme pleitgrond is in de voorbede voor onze kinderen. Bij de doop heeft God onze kinderen voor zijn rekening genomen. Heeft Hij zijn heerlijke naam met hun naam verbonden. Hij heeft beloofd 't verbond met Abraham, zijn vrind, van kind tot kind te bevestigen.

We mogen wijzen op het verborgen werk van de Heilige Geest. Onze kinderen hebben toch nog altijd hun herinneringen aan 't vertellen van de bijbelverhalen. Aan 't samen zingen en bidden. 't Samen naar de kerk gaan. Hun herinneringen aan de christelijke school, de clubs van de kerk, de catechisatie. Dat kan de Geest hun toch weer "indachtig maken", zoals 't ergens in de bijbel staat? Vaak merk je bij ouderen, dat de Geest dat inderdaad doet.

We mogen bemoedigend op het goede voorbeeld van bijbelheiligen wijzen.

Ik denk aan het voorbeeld van Noach. Zijn kinderen groeien op in een zondige wereld. De mensen doen allemaal gewone dingen, maar wel zonder God. Geseculariseerd. Zoals nu. Mensen ervaren God niet meer. Hebben God niet meer nodig. Maar Noach is een vader die God serieus neemt. Tegen al het zichtbare van zijn cultuur in. Hij blijft aan de reddingsboot voor zijn gezin bouwen. Als een zichtbare preek.

Ik denk aan het voorbeeld van de moeder van Mozes. Die brengt haar zoon naar Farao's dochter. Naar een heidense omgeving. Ze moet haar kind loslaten, maar 't loopt toch goed af, zo blijkt later. Opvoeden is loslaten. Ook nu. De zoon gaat in dienst. De dochter gaat op kamers. Je moet je kinderen loslaten en je mag ze tegelijk vasthouden, vasthouden in het gebed.

Ik denk aan het voorbeeld van Job, die een priester was voor zijn gezin. Als zijn kinderen feest hadden gevierd, bracht hij voor hen een offer, want Job dacht: misschien hebben mijn kinderen gezondigd en in hun hart God vaarwel gezegd.

Ik wil afsluiten met een gebed van Ds. Hans Bouma, dat kan worden uitgesproken door ouders, van wie een kind de kerk verliet. De titel is:


EEN BLIJVEND GEMIS


Ook al licht uw aangezicht

over hen,

knikt Gij hen vriendelijk toe,

verdriet houden wij wel.


Ook al verloren wij hen niet,

er is een blijvend gemis.


Het grote geluk

van het uitgesproken geloof,

het gezongen en gevierde heil -

hoe graag deelden wij het

met onze kinderen.


Die intieme kring

die ons zo verwarmt en bezielt,

de kring van de gemeente -

wij gunden het hun zo.


Verdriet houden wij wel.

En ons verdriet o God

is ook uw verdriet.


1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4