De website van Arie Tromp

OMGANG MET DEPRESSIEVE GEMEENTELEDEN

Ik ben getrouwd met Treurigheid,
woon samen met Verdriet,
krijg soms bezoek van Eenzaamheid,
maar helpen doet het niet.

                                                                   Levi Weemoedt.

Vanavond gaat het over depressiviteit. Depressieve mensen komen we regelmatig tegen in het pastoraat en tijdens het bezoekwerk als Hervormde Vrouwendienst. Soms is het duidelijk. We weten we het van tevoren. We gaan op bezoek bij iemand die opgenomen is geweest wegens depressieve klachten. Vaak zijn de klachten chronisch. Tijden gaat het beter, en tijden weer slechter. Soms krijg je in de loop van gesprek het gevoel: die man of vrouw komt door wat ze zegt als depressief op mij over. Soms hebben we het niet door dat onze gesprekspartner er aan lijdt. Het wordt verborgen gehouden. Of er zijn andere verschijnselen die wij niet direct met depressiviteit in verband brengen, maar dat verband toch wel hebben. 

1. VERSCHIJNSELEN

Niet alle maar een paar verschijnselen, die aan depressiviteit doen denken, wil ik noemen.

a.   Langdurig en hevig een gedrukte stemming, een van neerslachtigheid en zwaarmoedigheid.

b.   Men voelt zich geremd. En ook beklemd. Men lijkt vastgehouden te worden en altijd weer tegen muren aan te lopen.

c.   Men kent een alles overheersende beleving van onvermogen en machteloosheid. "Ik wil wel maar ik kan niet."  Of beter: "ik kan zelfs niet willen."

d.   Men heeft een sterk gevoel van eigen nietigheid, kleinheid en onbelangrijkheid. "Ik ben de mindere tussen mijn collega’s, een nul, waardeloos."

e.   Er is een beperkte blik en kijk op het leven. Men is alleen bezig met eigen kleine wereldje van nu, met de eigen ellende, met de eigen bezigheidjes die men niet meer aan kan.

f.   Beleving van de tijd is anders. Er is geen gerichtheid meer naar voren. Men kan de dingen niet meer goed overzien. Men weet geen weg met de veranderingen in het leven. Men durft niet aan de toekomst te denken. Het leven is verstard, geblokkeerd, niet meer open voor avontuur.

g.   Zin en doel zijn uit leven weggenomen. "Waar dient het allemaal voor? Wat helpt het?"

h.   Er zijn noodlotgevoelens. Alles is onherroepelijk en onvermijdelijk. Het overkomt je, zonder dat je er iets tegen kan doen.

i.   Men kent een groot schuldgevoel over het verleden. Dat was helemaal fout. Alles is mis gegaan en mis gedaan. De spanning tussen wat een mens moet zijn en in feite is, wordt door de ziekte ondraaglijk verhoogd.

j.   Men  is besluitelood. Men durft niet te kiezen. Men durft geen knopen door te hakken.

k.   Men voelt een emotionele afstand tegenover alle dingen. Alles lijkt zo ver weg. Alles is zo vreemd. Men heeft er geen contact meer mee. Alles wordt onverschillig en grijs. "Het zegt me niets. Het doet me niets. Ik word er niet warm of koud van. Mijn gevoel is weg."

l.   Alles lijkt ook een vijand, is tegen je. Iedereen mag je niet, heeft iets tegen je, haat je.

m.   De depressieve mens is prikkelbaar, gauw geïrriteerd, snel verontwaardigd, opvliegend, boos.

n.   Men heeft angst voor van alles en nog wat. Alles kan fout gaan, mis gaan. Men ziet overal leeuwen en beren.

o.   Men is ook steeds moe. Men heeft geen enkele energie. Men maakt een luie en lusteloze indruk. Men komt nergens aan toe. Men stelt alles uit. Men probeert overal onderuit te komen. Men blijft steeds in bed liggen.

p.   Men moet altijd maar slapen of kan juist niet slapen.

q.   Men heeft geen eetlust en vermagert daardoor. Of men widl de innerlijke leegte juist opvullen met veel eten en wordt daardoor dikker.

r.   Men drinkt de onaangename gevoelens weg. Men voelt zich prettiger bij alcohol of drugs. Alcoholisme heeft altijd een daar onder liggende oorzaak.

s.   Men heeft dedachten over de dood. Er is een vreselijke angst om dood te gaan. Of men heeft juist gedachten om er zelf een eind aan te maken: bevaar van suïcide.

 2.   OORZAKEN

 Depressiviteit kan een endogene achtergrond of een neurotische achtergrond hebben. Soms in pure vorm, maar meestal is het een combinatie van beide. 

a.   De endogene achtergrond. Men heeft een bepaalde gevoeligheid voor depressiviteit in de genen. Dan is het dus erfelijk. Men heeft wat zwakheden en gevoeligheden op dit punt geërfd. Er is dan een stofje dat de hersenen nodig hebben maar te weinig wordt aangemaakt.

1. Daardoor kan de depressiviteit uitbreken in een gevoelige leeftijdsfase. Het is dan vaak een kwestie van andere hormonen. Te denken valt aan de puberteit, de postnatale tijd, de overgang bij vrouwen, de midlife-crisis bij mannen, de afname van  seksuele activiteit. Het is niet altijd duidelijk hormonaal. Bijvoorbeeld door de ouderdom kent men met steeds meer beperkingen. Op hogere leeftijd worden soms ook bepaalde stofjes niet meer voldoende aangemaakt.

2. Andere ingrijpende overgangen in het leven kunnen de trigger zijn. Een sterfgeval. Het wegtrekken van kinderen uit het ouderlijk huis. Een verbroken verloving. Een echtscheiding.

b.   De neurotische achtergrond. Er waren stoornissen in de ontwikkelingen van de persoonlijkheid. Wat is mis gegaan in de eerste jaren en bij de opvoeding van de ouders, gaat zich wrteken. Men mag dat de ouders niet verwijten. Aan de ene kant: zij wisten niet beter in hun tijd. Ze hadden ook gewoon maar overgenomen, wat hun ouders hun hadden geleerd en vóórgeleefd. Aan de ander kant: de indruk die we in onze jeugd hebben gekregen en wat ons altijd is bijgebleven, is door ons zelf van binnen sterk verkleurd en vervormd. Het is niet altijd reëel en eerlijk.

1. Er ontstaat een conflict tussen onze driften en wat hoort. Bijvoorbeeld bij ontluikende seksualiteit. Het idee dat seksualiteit vies is. Dat hoort niet zo. Dat mag niet. God wil dat niet. Er ontstaat depressiviteit door verboden driften die verdrongen zijn.

2. Er ontstaat een conflict tussen de liefde en de veroordeling van onze ouders. Hun liefde is voorwaardelijk. "Je hoort zo te zijn." "Je moet beantwoorden aan dit of dat ideaal: zorgzaamheid, hulpvaardigheid, vroomheid, liefde." Het geweten is dan vaak weinig meer dan een autoritaire, verbiedende, controlerende macht. Je moet beantwoorden aan de wetten en normen, die je ouders van kinds been af aan je opdringen.  Maar ‘t lukt je volgens je gevoel niet. Je moet altijd weer een tien halen, maar dat gaat niet. Je haalt hoogstens een zes in. Je bent perfectionist Je moet altijd jezelf bewijzen. Dat geeft stress, en ook angst- en schuldgevoel.  “Vader houdt niet meer van mij, ik krijg straf want ik heb geen tien gehaald.” Zo is men bang voor vader en is er tegelijk behoefte aan genegenheid van vader. De verhouding tot de ouders wordt overgebracht op God. Men poogt krampachtig een tien te halen bij God. Men wil dwangmatig volmaakt zijn. Men heeft  angst er buiten te staan bij God. Maar we halen de meetlat van God niet.

Zo zijn we al bezig met volgende onderwerp:

 3.   DEPRESSIVITEIT EN GELOOF

Heel vaak, bijna altijd, worden door christenen deze depressieve gevoelens aan de godsdienst opgehangen. Zoals het haakje een oogje zoekt en een knoop een knoopsgat, zo zoeken gevoelens manieren om zich uit te drukken.

 a.  "Ik ben mijn geloof helemaal kwijt. Mijn hart is zo koud en kil en dood en onverschillig. Ik voel niets bij het geloof. Ik geloof dus niet. Ik heb dus gehuicheld toen ik belijdenis deed van mijn geloof."

b.   "Mijn besef van zonde en ellende is niet groot, diep, oprecht genoeg." 

c.  "Mijn schuld is zo groot, die kan niet vergeven worden. Ik ben zo slecht."

d.   "Ik heb tegen de Heilige Geest gezondigd." Het doet er niet toe wat dat betekent. Maar het is wel onvergeeflijk.

e.   "God heeft mij niet verkoren maar verworpen." Men voelt zich gebukt onde het noodlot. "Ik kan niet in mijn eigen verlossing geloven. De hoop op het eeuwige leven is niet voor mij weggelegd."

f.   De zieke wordt met magnetische kracht getrokken naar noodlottige teksten, die eenzijdig worden uitgelegd. Hebr. 12:17 (Ezau vond geen plaats mee voor berouw) Matth. 27:5 (Judas hing zich op), Hebr. 6:4-6 ( na afval is geen nieuwe bekering mogelijk), Matth. 12:31 (Alle zonde wordt vergeven behalve lastering tegen de Heilige Geest.)

 4.   THERAPIE TEGEN DEPRESSIVITEIT.

 a.   Medicijnen. Ze vullen de stoffen aan die men tekort komt.

b.   Psychotherapie. Gesprekken die leren wat depressiviteit is, hoe er mee om te gaan en hoe die te overwinnen. Bij de huisarts, Riagg en Gliagg.

c.   Veel praten.

d.   Veel bewegen. Dat geeft antidepressieve stoffen.

e.   Vaste regels in het leven. Orde.

 5.   PASTORAAL OMGAAN MET DEPRESSIEVE GEMEENTELEDEN

 a.   We moeten niet proberen de psycholoog uit te hangen. "Het zit zo met jou." Zogenaamd deskundig en uit de hoogte.

b.   We moeten niet proberen de zieke depressieve medemens tot juistere gedachten te brengen. Zijn wanen en gedachten kun je niet zomaar corrigeren. 

c.   We moeten zo hartelijk, liefdevol en regelmatig mogelijk contact blijven aanhouden. Weinig meer dan tonen medemenselijkheid is al van groot belang. Maak daarom de toenadering zo warm en oprecht mogelijk. Houdt bijvoorbeeld hun hand vast. Echt gemeende hartelijkheid is ontzettend belangrijk.

d.   De gevoelens van zonde en schuld, die het depressieve gemeentelid heeft, moet je niet wegredeneren. "Zo’n vaart loopt ‘t niet." Maar je moet begrip tonen: "vreselijk, als je ‘t zó voelt."

e.   Verwijt een zieke niet zijn gebrek aan vertrouwen en zijn gebrek aan wilskracht. Dat versterkt zijn gevoel, dat hij te kort schiet.

f.   Gewoon de objectieve, algemeen gehouden, bemoedigende evangelieboodschap brengen, is ‘t beste. Je mag zo op Gods vergeving wijzen. Stel tegenover de almacht van de depressie de almacht van de liefde en trouw van God. Deze boodschap doet op dat moment niets maar blijft wel in de herinnering bewaard.

g.   Maak duidelijk: wij mensen zijn niet waardeloos. God geeft aan iedereen zijn unieke plaats in deze wereld.

h.   Probeer te objectiveren: u kunt de band met God nu niet voelen of beleven maar die is er wel.

i.   Richt Gods boodschap niet te persoonlijk tot hen. Dan zeggen ze al gauw: "‘t  geldt niet voor mij".

j.   Houd regelmatig contact. Laat ze niet in de steek vanwege de moeite die je hebt met deze mensen. Bezoek hen ook niet minder vaak als het lang duurt. Ze zijn zeer gevoelig op dit punt: geef je om ze of niet. Ze mogen zich door de kerk niet verwaarloosd voelen. Het doet hen ontzettend goed als blijkt dat ze niet worden vergeten.

k.   Bid voor hen waar ze bij zijn.

l.   Maak duidelijk: als wij niet meer kunnen bidden, bidt Gods Geest voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. Dank met hen, dat Christus voor ons pleit aan de rechterhand van zijn Vader in de hemel, ook als wij het zelf niet meer kunnen.

m.   Laat je niet verleiden tot irritatie en wrevel: "wat een treuren en zeuren!" "Houdt het nooit op?" Dat wordt door de patiënt feilloos aangevoeld.

n.   Laat zodra het uitkomt merken: God aanvaardt ons, zoals we zijn. Hij laat nooit varen de werken van zijn handen.

o.   Probeer duidelijk te maken: Het gevoel van genade kan voor een tijdje wijken, de genade zelf niet.

 6.   GESCHIKTE TEKSTEN

 a.   Matth. 11:28-30 over opgejaagde mensen. Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.

b.   Fil. 3 : 12-14 We zijn niet reeds volmaakt (kunnen we hier op aarde niet worden). Maar we vergeten hetgeen achter ons ligt (schuld van verleden). We zijn door Christus gegrepen ( wij hoeven niet te grijpen)

c.   Ps. 27 slot. Als ik niet had geloofd des Heren goedheid te zullen zien.

d.   Fil. 4 : 4 - 7. Verblijd u in de Here. Wees in geen ding bezorgd. De vrede Gods behoedt ons.

e.    Klaagliederen 3 : 22 - 30. Elke dag zijn er gunstbewijzen des Heren. De trouw van God is groot. We mogen op Hem hopen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4